Ergens einde maart zag ik bij een familielid dat schapen kweekt de geboorte van een lam. Dat ging vlug, plots lag de kleine op de grond. Maar dan komt het belangrijkste: het lam is wel levend geboren, maar dan moet het beginnen ademen. Ik zag hoe het lam, nog half in slijmvliezen, zijn hoofd opricht, zijn voorpoten recht duwt, wiebelend op zijn achterste gaat zitten en begint te ademen. Diep ademen: dàt is pas de overgang van zwangerschap naar geboorte, van liggen naar opstaan, van zwijgen naar mekkeren. Met de ademhaling begint het eigen leven, de eigen levenstocht. Bij de geboorte maakt de navelstreng plaats voor de longen en voor de adem. Bij onze geboorte was het niet anders.
Daar moest ik aan denken in voorbereiding op het Pinksterfeest. In het Johannesevangelie lezen we een merkwaardige zin van de Heer Jezus bij één van de ontmoetingen met zijn leerlingen na Pasen: ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie. Na deze woorden ademde Hij over hen en zei: Ontvang de heilige Geest.’ (Joh. 20, 21-22). Vanwaar komt de heilige Geest? Hij komt niet uit de wolken, niet uit de boeken. Hij komt recht uit de longen, uit het hart van de Heer Jezus. Het is zijn eigen adem die de Heer Jezus over zijn leerlingen blaast. Zijn adem wordt hun adem. Zijn bezieling wordt hun bezieling. Zo begint ook onze eigen levensweg als christen: met de adem van de Heer Jezus. De heilige Geest is geen vreemde geest, geen andere god: Hij is de levensadem die ons met de Heer Jezus verbindt en de Heer Jezus met ons.
Maar zijn wij als christen al écht geboren? De meesten van ons zijn kort na hun geboorte wel gedoopt als christen. Maar zijn we na het doopsel ook écht geboren als christen? Vaak lijkt het erop dat we na het doopsel in de moederschoot zijn blijven handen. Een beetje zoals het lam dat wekenlang op zich liet wachten; het verkoos de veilige moederschoot boven de bonte bende schapen. Zijn wij als christenen al uit de moederschoot gekomen en beginnen ademen? In en na het doopsel hebben we alles ontvangen om christen te zijn. We zijn opgenomen in de Kerkgemeenschap, we hebben catechese gekregen, we hebben onze eerste communie gedaan en het vormsel ontvangen. We hebben goede voorbeelden van christenen leren kennen, er is een kerk in onze buurt. Kortom: niets ontbreekt ons om christen te zijn. En toch lijkt het vaak alsof we nog iets missen: de adem die ons in beweging brengt, die ons als christen op eigen benen doet staan, die ons stem geeft om van ons geloof te getuigen.
Zo was het ook met de apostelen op Pinksteren. Zij hadden alles ontvangen om samen Kerk te zijn: ze waren drie jaren met de Heer Jezus opgetrokken en hadden Hem van nabij leren kennen. Ze waren door de Heer Jezus opgeleid; ze hadden zijn lijden, sterven en verrijzen meegemaakt. Toch zaten zij nog samen in die bovenzaal, in zoiets als een zolderkamer, die ze amper durfden verlaten. Ze hadden alles om recht te staan en toch bleven ze zitten. Ze hadden alles om te spreken, en toch bleven ze zwijgen. Het enige wat hen nog ontbrak was het belangrijkste: de adem, het vuur van de heilige Geest. Tot plots de Geest over hen neerdaalt: als een storm die het hele huis vervult en als vuur dat in tongen verdeeld zich op ieder van hen neerzet. Dan schieten de apostelen wakker: ze staan op, schudden alle angst en remmingen van zich af, stappen naar buiten en beginnen luidop te spreken. Dat is het uur van de geboorte: de geboorte van de Kerk. De apostelen zijn ook nu niet veraf. Ze zijn met velen, en vullen vaak onze kerken, scholen, ziekenhuizen, onze huizen. Het is U en ik, wachtend op de adem van Gods Geest, om recht te staan, écht christen te worden en te getuigen.
Wij kennen de bijbelverhalen wel, maar dikwijls zijn het gedrukte woorden. Maar deze woorden komen maar echt tot leven wanneer ze uitgesproken worden. Een gedrukt woord is een woord in verwachting: het wacht op de adem van onze stem om een gesproken woord te worden. Woorden zijn als het kleine lam: ze zijn pas echt geboren wanneer ze kunnen ademen, kunnen mekkeren. En van zodra de apostelen de Geest ontvangen hebben beginnen ze te spreken, als een waterval van woorden. Pinksteren is het feest van de levende woorden. De Geest levert de adem waarmee Gods Woord gesproken kan worden; wij kennen het Woord van God wel maar krijgen het zo moeilijk over de lippen. Daar helpt de Geest ons bij. Zijn adem geeft stem en klank aan de Goede Boodschap, het Evangelie.
Misschien denkt U: daar ben ik nog niet aan toe, zover sta ik nog niet. Geef me wat tijd. En dat kan best. Toen de Geest over de apostelen neerdaalde was het wel als een stormwind, maar niet als één groot vuur. Er kwamen op Pinksteren geen brandweerdiensten aan te pas. Het vuur verdeelde zich in kleine vlammetjes die zich voorzichtig neerzetten boven ieder van hen apart. Zo werkt de Geest: als een vlammetje op ieders maat gemeten, op iedere groei berekend, op ieders levensverhaal voorzien. Precies zoals we ademen: ieder op het ritme van zijn eigen hartslag. Maar die Geest kan wel iets teweeg brengen in leven en je hart. Het kan het begin betekenen van je geboorte als christen. Het kan je kracht geven om op te staan en mondig te worden, spraakzaam. Het kan de weg verlichten waarlangs God je roept en waarheen Hij je zendt, de weg waarlangs Hij met je meegaat op de paden van het leven.
In den vreemde geboren zijn wij allen ver weg van onze Heer,
sinds Hij de eerste mens de levensadem inblies.
Ons vaderland ligt in de hemel, de engelen zijn onze medeburgers.
Wij hebben berichten uit ons vaderland ontvangen,
om ons aan te sporen terug te keren.
(Augustinus, preek 378)
Aan U allen een zalig Hoogfeest van Pinksteren,
het feest van de adem van God.
Gunter Maes.