Mijn roepingsverhaal
Als ik vandaag op mijn leven terugkijk, kan ik me moeilijk van het gevoel ontdoen dat ‘Hij me riep van in het begin’... Vier nonkel-paters aan vaderszijde en een heel mariale grootmoeder aan moederskant waren er wellicht niet vreemd aan dat ik al vroeg alles spontaan toevertrouwde aan Maria en de kleine Jezus. De aanbidding op Witte Donderdag maakte grote indruk op mij als kind. En in het vijfde leerjaar besloot ik de Bijbel eens in zijn geheel te lezen. Dat werd een sterke geloofservaring. Toen een tante, die me heel erg na stond, jong stierf, begon ik me vragen te stellen over de zin van het leven. In de parochie ging ik in op de uitnodiging van de plussers en later van de begeleiding van kindernevendiensten en -vieringen en lectoren.
Aan de universiteit echter kwam ik in een andere wereld terecht waar enkele collega’s me toefluisterden dat God niet bestond. Ook al bleef ik parochiaal actief, rationele twijfel begon te knagen. Verdere studies en een doctoraat benamen al mijn tijd en gedachten. Nood aan een rustige omgeving dreef me naar een abdij: mijn eerste contact met de stilte, en met het getijdengebed ook. Het werd een intense ervaring. ‘Wat wilt Gij, God, dat ik verder met mijn leven doe?’
Nog voor mijn doctoraat af was, begon ik te werken voor een bedrijf. De combinatie was uitputtend zodat wat oorspronkelijk een gewoon griepje annex infectie leek, me uiteindelijk drie jaar zou vellen. Na een ziekenhuisverblijf van Aswoensdag tot Goede Vrijdag, was ik fysiek nog steeds veel te zwak om wat dan ook zelfstandig te doen. Er zat niets anders op dan terug te keren naar mijn ouders.
Ik kon alleen maar bidden: ‘God, Gij hebt me geschapen. Wat verlangt Ge? Nu is het echt wel weer aan U!’
Een hele reeks ‘toevalligheden’ (of knipoogjes van God?!) later, leerde ik de gemeenschap Chemin Neuf kennen, en met hen ook Ignatiaanse retraites en geestelijke begeleiding. ‘Laat heb ik U lief gekregen ...’, de daaropvolgende woorden van het gedicht van Augustinus leken me stilaan op het lijf geschreven. Tijdens bezinningsdagen ontmoette ik iemand die me sprak over een maagdenwijding waarvoor ze uitgenodigd was. Uit kennisgerichte nieuwsgierigheid vroeg ik haar informatie. Maar toen ik die las voelde ik onmiddellijk: ‘Ik ben thuisgekomen!’. Dat eerste gevoel bleek niet van voorbijgaande aard en in overleg met mijn geestelijke begeleiding, ontmoette ik de contactpersoon van de gewijde maagden, en kort daarna onze bisschop. Mijn ratio kreeg een ideale portie gezonde voeding dankzij de basiscursus theologie aan het Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen (HIGW). Verschillende gesprekken en retraites rond het leven als gewijde diepten het verlangen verder uit.