Wie het bureau van Luc Devisscher in het Diocesaan Pastoraal Centrum in Mechelen binnentreedt, kan er niet naast kijken: hier werkt iemand voor wie de Bijbel een erg belangrijk boek is. ‘Ik zou ze eens moeten tellen, maar ik weet bij benadering niet hoeveel bijbels ik bezit’, lacht Luc, nog tot eind mei vormingswerker pastorale regio Mechelen.
Vijf jaar mokken
Op de vraag welk Bijbelboek hem het meest aanspreekt, volgt wel meteen antwoord: ‘Ezechiël. In het begin van het boek is de profeet dertig jaar en leeft hij vijf jaar in ballingschap. Vijf jaar zit hij boos en ontgoocheld te mokken. Dan krijgt hij een visioen waarin hem wordt gezegd dat hij geen priester maar een profeet moet worden. Zonder me met een profeet te vergelijken, voel ik verwantschap. Na mijn initiële studies wilde ik exegeet worden. Mijn vader draaide echter de geldkraan toe en ik moest gaan werken. Het werd het onderwijs, iets wat ik nu nog steeds op vrijdagvoormiddag doe. Na vijf jaar – ik was toen dertig – kreeg ik de kans aan de slag te gaan bij de dienst vorming van het vicariaat. Na vijf jaar ‘mokken’ vond ik mijn roeping. God riep me om iets anders te doen. Ik werd geen exegeet, maar catecheet.’
Cultuur in geloof
De Bijbel loopt als een rode draad door de carrière van Luc. Hij organiseerde met de toenmalige dienst vorming Bijbelavonden in de dekenaten, was actief bij de Katholieke Bijbelstichting en keerde daarna terug naar het vicariaat op voorwaarde dat hij met de Bijbel aan de slag mocht blijven. ‘Willen we het geloof doorgeven aan de volgende generaties, dan moeten we nieuwe wegen durven inslaan. Cultuur in geloof, een hedendaagser vorm van evangelisatie, is zo’n nieuwe weg. We kregen de Mechelse Begijnhofkerk toegewezen als een soort speeltuin waar we mogen experimenteren. We doen dat met concerten, lezingen en tentoonstellingen. Het blijkt niet moeilijk om be-zoekers – dat is iets anders dan zin-zoekers – naar de kerk te lokken. We moeten wie dat wil wel verdieping aanbieden.’
Na vijf jaar ‘mokken’ vond ik mijn roeping, een beetje zoals de profeet Ezechiël.
Een vaststelling waar Luc niet rond kan, is dat vooral een ouder publiek wordt bereikt. ‘Logisch’, zegt hij. ‘We zijn zelf ook ouder. Daarom houd ik een vurig pleidooi om op zoek te gaan naar dertigers en hen alle kansen te geven om zelf iets uit te proberen. Alleen zij kunnen andere dertigers bereiken.’
Tot zijn teleurstelling stelt Luc vast dat de kennis van de Bijbel, toch de basis van ons geloof, opdroogt. ‘Nochtans blijven de Bijbelverhalen mensen raken. Wanneer ik mijn leerlingen van het vijfde en zesde jaar vraag wat ze van mij verwachten, dan zeggen ze vooral verhalen te willen horen. En laat de Bijbel zich nu net daar erg toe lenen. Daarbij vind ik het belangrijk ook te luisteren naar hoe anderen een verhaal interpreteren. Ik ben dus niet pessimistisch voor de toekomst, maar we moeten het verhaal wel blijven vertellen.’
Tot ver buiten het aartsbisdom is Luc bekend om de vertelprogramma’s die hij maakte rond Marcus, Jacobus en Judas. ‘Er staan de komende maanden al enkele opvoeringen gepland. Omwille van de interactie met de organisatoren is dat steeds een zeer verrijkend iets.’
Luc mag dan wel officieel met pensioen gaan, hij blijft zijn bureau houden in het Diocesaan Pastoraal Centrum om er zich verder in de Bijbel te verdiepen en voort te werken aan zijn reeks over de apostelen. Gelukkig, want het zou een heel titanenwerk zijn om alle bijbels te verhuizen ...