Dinsdag 8 april van 19.30 uur tot 21 uur. Finisterraekerk, Nieuwstraat, 1000 Brussel
Een korte weergave van de uiteenzetting die Mgr. Lode Van Hecke, bisschop van Gent, heeft gegeven op 8 april in de Finisterraekerk te Brussel, met als titel ‘Verrijzenis, ook na de dood’.
De Monseigneur stelt zich voor als monnik-bisschop. Dat is voor hem een privilege, want dan is het duidelijk dat hij kiest voor eenvoud. De eenvoud bevindt zich steeds binnen het evangelie. Hij beseft dat hij een zeer uitdagende titel heeft gekozen: verrijzenis, ook na de dood.
Het enige dat wij christenen over de dood weten, weten wij via Christus. Het geloof in de verrijzenis is niet evident. Sommigen zeggen: “Ja, ik ben wel een christen, maar ik geloof niet in de verrijzenis.” Maar als een christen niet gelooft in de verrijzenis, dan is de prediking voor niets, en dus ook ons geloof. Het staat in de geloofsbelijdenis: het geloof in de verrijzenis is essentieel.
Geloof in een leven na de dood bestond ook in andere culturen, bijvoorbeeld bij de Egyptenaren.
Maar wat specifiek is aan het christendom, is dat ons geloof in Christus niet kan worden losgezien van Zijn leven en Zijn dood. Zijn liefde en menselijkheid hebben tot zijn dood geleid, maar dat was niet het einde. Het verrijzenisgeloof is iets revolutionairs. De titel is dan ook om uit te dagen: is het echt gedaan na de dood? Leven is er ook na de dood, dat is de titel.
Velen vragen zich af wat ze zich moeten voorstellen bij de verrijzenis. De verrijzenis kunnen wij ons niet echt voorstellen, maar we kunnen ze wel ervaren. We zien de kracht van de opstanding, bijvoorbeeld in de martelaren die geloven tot in de dood. Martelaren zijn ook bang voor de dood – bijvoorbeeld de 21 kopten die zijn gestorven in Libië – maar ze bleven trouw omdat zij die kracht hadden gekregen. Het geloof is een kracht, een energie, en dus een ervaring.
Er zijn tevens mooie schilderijen over de verrijzenis. Wat ergens verwonderlijk is, want niemand heeft de verrijzenis ooit echt gezien. Bijvoorbeeld het schilderij van Grünewald, gemaakt voor de kerk van Isenheim, voor boven het altaar. Hij schildert de kruisiging en de verrijzenis samen. De voorstelling is de gruwelijkste die de Monseigneur kent. Enkel de film van Mel Gibson is nog erger. Hij sluit dan zijn ogen wanneer hij de geseling van Christus ziet. Die geseling blijft in de film maar duren. Grünewald schilderde dit werk voor een ziekenhuis, voor mensen die leden aan de Sint-Antoniuskoorts (dat ontstond door vergiftigd brood). Elke patiënt zag het beeld boven het hoofdaltaar. De echte boodschap was dat zieken hun ziekte onder ogen moesten durven zien. De zieke mag zich met de gekruisigde identificeren. Dus wederom de band tussen het lijden hier en de verrijzenis uit de dood. Wat Grünewald op indrukwekkende wijze laat zien, is dat het licht van de verrijzenis – het andere schilderij van zijn hand in de kerk van Isenheim –zo intens kan stralen tegen de duisternis van het lijden. In zijn voorstelling van de verrijzenis stijgt Christus op in een bovenaards licht, zijn lichaam doorschenen door wonden die niet verdwijnen, maar juist verlicht worden. Dit beeld staat in schril contrast met het ontluisterende lijden op het andere paneel. De Monseigneur wijst erop dat in dit schilderij de overgang van kruis naar verrijzenis bijna tastbaar wordt.
Maar ook deze uitbeelding is onvolmaakt. Toch is er een voorkeur voor verwijzing via ervaring. Het christelijke geloof impliceert ervaring. De gelovige ziet in bepaalde zaken de verrijzenis, ziet tekenen van Jezus’ opstanding. Geloven brengt tot zien. Om hierover te spreken, kunnen we enkel spreken met beelden, met kunst. Jezus gaf nooit een definitie van God, maar sprak over Hem in gelijkenissen en parabels. Beelden benadrukken de realiteit.
De vragen die een stervende stelt, zijn: “Heb ik bemind?” en “Ben ik bemind geworden?” Dat was zijn ervaring in het Sint-Jansziekenhuis, toen de Mgr. daar destijds werkte in de palliatieve zorg. We hebben angst voor de dood. Dood is de totale verwijdering van relaties. De verrijzenis is geloven én ervaren dat het leven sterker is dan de dood. Verrijzenis betekent dat het leven doorgaat, ook voor de lichamelijke persoon. Jezus heeft het geopenbaard: het leven is sterker dan de dood. Een vriendschapsrelatie laat niet toe dat de dood het laatste woord krijgt. Mijn eigen leven eindigt niet met de dood, want Jezus’ leven is evenmin geëindigd met Zijn dood. Jezus’ verrijzenis van fundamenteel belang voor onze godsvoorstelling: in Jezus’ verrijzenis toont God wie Hij is. God is liefde. Dat is een eenvoudige, maar allesomvattende definitie. De dood heeft niet het laatste woord.
We spreken van de opstanding uit de dood, en van de verrijzenis van het lichaam. Het “vlees” verwijst naar de mens in zijn totaliteit, ook in zijn broosheid. Verrijzenis gaat dus verder dan alleen de onsterfelijkheid van de ziel. Het lichaam is cruciaal in onze visie op de mens. We zijn lichamelijk. Het geestelijke heeft lichamelijke ondersteuning nodig. Het lichaam beïnvloedt het geestelijke, maar de geest bestaat ook op zichzelf. Die twee-eenheid is moeilijk te vatten. De ziel is rijk door de ervaring die het lichamelijke heeft ondergaan. We weten niet hoe ons verrezen lichaam zal zijn.
Het evangelie is voor iedereen verstaanbaar, maar de opstanding behoort tot de wereld van God en die is transcendent. Door de verrijzenis wordt de Zoon bevestigd door de Vader. Hij bewijst Zijn liefde. Verrijzen betekent letterlijk: rechtstaan. Eigenlijk heel pover in vergelijking met wat het werkelijk is. Door Jezus’ opstanding hebben wij ons geloof in de opstanding. We kunnen dezelfde weg gaan als Jezus. Liefde, onvoorwaardelijk liefhebben, is geen doodlopende weg. Wij zijn geroepen tot hetzelfde leven als Jezus.
De Monseigneur besluit dat er genoeg tekenen zijn van de verrijzenis. We moeten ze gewoon willen zien. De gelovige kan dat.
Frederic Eggermont, Sint-Agatha-Berchem & Ganshoren
(Deze tekst is weergave van wat de auteur meent te hebben begrepen uit de woorden van Mgr. Van Hecke. Enige fout in de weergave van wat de Mgr. daadwerkelijk heeft gezegd, is enkel aan de auteur toe te rekenen.)