Op de Trefdag van Attent, op 4 december 2015, sprak Jacques Haers, SJ zowel over de encycliek ‘Laudato Sí’ van paus Franciscus, als over het Jaar van de Barmhartigheid. Uit zijn uiteenzetting bleek dat die twee thema’s goed combineerbaar zijn. Ze tekenen bovendien ten voeten uit waar het paus Franciscus in essentie om te doen is. Onderstaande tekst werd gemaakt op basis van de audio-opname van deze lezing.
Jacques Haers start bij de wapenspreuk van de paus: “miserando atque eligendo”. Deze spreuk komt niet uit de Bijbel, maar uit een homilie van Beda Venerabilis, die leefde in de zevende eeuw. Beda commentarieert de roeping van Mattheüs en vestigt de aandacht op de manier waarop Jezus naar Mattheüs kijkt op het moment van de roeping. Voor Beda kijkt Jezus met een barmhartige, ontfermende en daardoor oproepende blik. “Miserando atque eligendo” betekent: “terwijl hij zich over hem ontfermde en hem uitkoos”. God roept door barmhartig naar mensen kijken en wel zo dat die blik het beste in mensen naar boven haalt en oproept het leven te veranderen.
Manier van kijken
Zoals Jezus naar Mattheüs kijkt, zo is God zelf ook barmhartig. Jacques Haers verwijst naar het evangelieverhaal van de Syro-Fenicische vrouw (Mc 7,24-30). Jezus trekt even weg uit Galilea om wat rust te vinden, maar meteen gaat de vrouw naar Jezus en vraagt haar dochter te genezen. Jezus wijst haar in sterke bewoordingen af. Ik ga dat niet doen, zegt hij. Ik ben eigenlijk niet gekomen voor mensen van uw soort, maar voor het volk Israël. U behoort daartoe niet. Dat is zoals met de honden, die nodigt men ook niet aan tafel uit om mee te komen eten. Maar de vrouw laat het hier niet bij en merkt op dat de kruimels die van de tafel vallen, voor de hondjes zijn. Door deze kijk van de vrouw gebeurt er iets. Jezus beseft dat hij door de vrouw op een kwetsbaarheid, een armoede gewezen wordt, namelijk dat hij zich niet laat raken door een aantal mensen, omdat ze niet tot zijn volk behoren. Maar de vrouw raakt niet alleen Jezus, ze daagt hem ook uit. Hij komt tot verandering.
Doorheen deze concrete ontmoeting, klinkt ook een diepere oproep door. Dit beschrijft ook priester-arbeid en jezuïet Egied Van Broeckhoven in “Dagboek van de vriendschap”. Voor hem zijn concrete ontmoetingen trinitair, dat wil zeggen: daarin is ook God aanwezig. Het verhaal van de Syro-Fenicische vrouw is daar een voorbeeld van. Het is alsof in die vrouw ook God - die Jezus zijn Vader noemt - tot Jezus spreekt, en hem oproept te worden wat hij werkelijk is, namelijk de Zoon. Zo kan genezing gebeuren en de Geest tussen mensen plaatsgrijpen.
Armhartigheid
Wie gaat zoeken naar de oorsprong van het woord barmhartigheid, ontdekt dat de beginletter ‘b’ er alleen staat om het woord gemakkelijker te kunnen uitspreken. Het is dus “armhartigheid”, waarbij “arm” hetzelfde is als “erm” in het woord ontferming. Het gaat om het hebben van een hart voor het arme, het kwetsbare, voor het zondige. Het is aandacht kunnen hebben, ontroerd en beroerd kunnen worden door het lot van de medemens.
In het Hebreeuws is er het werkwoord “rachamim”. Het betekent: bewogen worden tot in de ingewanden, in de baarmoeder. Het is een beweging die heel diep lichamelijk ingrijpt, en die ook iets kan laten ontstaan. Er zit sterke hoop in. Pas wanneer je echt gaat staan bij de kwetsbare, zondige mens, ontstaat er hoop op toekomst. In het Nieuwe Testament wordt ‘rachamim’ vertaald door het Griekse werkwoord ‘splangnitzômai’. Het wil zeggen dat je zo bent aangegrepen, dat je er fysiek van ondersteboven bent. Vlamingen zeggen wel eens: ‘dat raakt mij tot in het putje van mijn ziel’. Toch is dit nog te zacht, want het woord is veel lichamelijker: je wordt zo getroffen door het lot van de medemens, dat je erdoor bewogen wordt en tot handelen komt.
Barmhartigheid is een beweging, die begint bij het contact met de arme, die daardoor diep ontroerd wordt én van daaruit nieuwe toekomst mogelijk maakt. In het boekje “Barmhartigheid, dat is grote liefde” geschreven door Frans Vansteenbergen in 1998 is toegankelijk uitgeschreven en vind je ook concrete oefeningen.
Concreet handelen
In de bulle “Misericordiae vultus”, waarmee paus Franciscus het Jaar van de Barmhartigheid heeft afgekondigd, wordt barmhartigheid concreet gemaakt door opnieuw te spreken over de zeven werken van barmhartigheid. Zes ervan – de hongerigen voeden, de dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemdelingen herbergen, de zieken verzorgen, de gevangenen bezoeken - komen rechtstreeks uit de Bijbel, het zevende werk – de doden begraven – is toegevoegd in de Middeleeuwen, toen de pest zwaar woedde in Europa. Die werken van barmhartigheid zijn ook in onze concrete wereld van vandaag grote uitdagingen. Denk bijvoorbeeld aan: de vreemdelingen herbergen.
In de recente verfilming van het verhaal van Noach wordt in beeld gebracht dat Noach beseft dat hij en zijn familie worden gered door God. Noach is er ook van overtuigd dat God voor het menselijke geslacht geen toekomst meer ziet en dat de mensheid moet eindigen. Maar in dit filmverhaal ontstaat toch nieuw menselijk leven. De zoon van Noach verwekt een tweeling bij de geadopteerde dochter van Noach. Die tweeling wordt op de ark geboren. Trouw aan God, wil Noach de baby’s doden. Dit doet denken aan het verhaal van Abraham en Isaak. In de scène neemt Noach een mes, buigt zich voorover om de kinderen te doden, maar kan het niet. Hij geeft ze een kus en vlucht vervolgens weg, beschaamd omdat hij niet de wil van God heeft gedaan.
Uiteindelijk komt er een gesprek met de dochter, die zijn schoondochter geworden is. Zij vraagt: “Is het niet zo dat God de beslissing om te doden of niet te doden in jouw handen heeft gelegd? God heeft er op vertrouwd dat jij de keuze zou maken. Jij hebt gekozen voor de liefde. Daarmee heb je gedaan wat God eigenlijk wilde: mens worden door de liefde te volgen. Jij bent barmhartig geweest.” Voor een dergelijke fundamentele keuze staan wij ook vandaag.
Keuzes maken
In het boek “De utopie van de vrije markt” vertrekt Hans Achterhuis bij de Amerikaanse auteur Ayn Rand. Ze ontvluchtte communistisch Rusland en publiceerde in de Verenigde Staten een reeks boeken. Die hadden een grote invloed, onder meer op Alan Greenspan, voormalig voorzitter van het Federal Reserve System. Ayn Rand vindt “compassion” geen manier van leven. Het gaat niet om zorgen voor zwakke mensen, maar om de vrijheid van de mens, om competitie, om de mens die zelf verantwoordelijk is. Ze is voorstander van een sterke elite, die volledig onafhankelijk leeft, volgens de principes van de liberale markt. Dit denken – het objectivisme – is in de VS als het ware met de paplepel ingegeven.
In zijn encycliek “Laudato Sí” zet de paus zich sterk af tegen deze filosofie. De paus zegt dat niet de competitie het beste in mensen naar boven brengt, maar dat alleen barmhartigheid in staat is om het beste in de mens naar voor te halen. Barmhartigheid is ook een kernbegrip bij bevrijdingstheoloog Jon Sobrino. In zijn boek “The principle of compassion” noemt hij barmhartigheid - compassion, mercy – een structuur gevend principe van de samenleving. Hij onderzoekt hoe we barmhartigheid als principe in onze samenleving kunnen gestalte geven. Dit vraagt bijvoorbeeld om een bepaald type van leiderschap.
Incarnatie en onderscheiding
In de encycliek zijn ook twee principes werkzaam, die kenmerkend zijn voor het ignatiaans denken. Het eerste principe is: de menswording. Net zoals God is mens geworden, moeten ook wij echt mens worden. We moeten de wereld binnen trekken, van de wereld houden en ons door de wereld laten bewegen. Als wij God willen leren kennen, moeten we niet naar God kijken, maar moeten we ons door God laten omdraaien, zodat we met Hem in éénzelfde richting, recht de wereld inkijken. Het tweede principe vertrekt bij het inzicht dat de antwoorden op voorhand nog niet duidelijk zijn. De weg die je dan gaat is een proces van onderscheiding, vertrekkend bij ieders diepste engagement. Daarover ga je met elkaar in gesprek. Omdat de klimaatkwestie een zaak is waar we allemaal bij betrokken zijn, wordt het gesprek met iedereen gevoerd. En inderdaad bedoelt de paus zijn encycliek voor alle mensen, niet alleen voor christenen, bisschoppen, mensen van goede wil. Hoe moeilijk dat ook gaat, je moet met iedereen praten en tot onderscheiding komen.
Dan stelt de paus vast dat we een te vermetel vertrouwen hebben in de techniek, in de markteconomie en in de mens als centraal punt van de hele schepping. Dit zijn problematische uitgangspunten, waar we van moeten loskomen. We moeten anders leren denken en dat kunnen we maar door barmhartigheid.
Zien, oordelen, handelen
De encycliek is opgebouwd volgens het stramien zien – oordelen – handelen. In hoofdstuk I en III gaat het om ‘zien’. De paus maakt een nuchtere analyse van de wereld waarin wij leven en treedt de wetenschapper s bij: de klimaatverandering is door de mens veroorzaakt. De paus legt ook de band tussen milieuverloedering en de bestrijding van armoede en onrechtvaardigheid. Die twee hangen diep samen. In het derde hoofdstuk analyseert hij de neoliberale instelling, die wij spontaan in onze samenlevingen hebben. Hiervoor kreeg hij veel kritiek. Maar hij staat zeker niet alleen met zijn analyse. Duidelijk is alleszins dat we de om de klimaatverandering tegen te gaan, ook een diepe structuurverandering van onze samenleving en een diepe mentaliteitsverandering moeten maken.
Hoofdstukken II en IV gaan over oordelen. In hoofdstuk II stelt de paus stelt het oordelen vanuit christelijk standpunt scherp en verwijst hij naar de scheppingstheologie, vooral naar het tweede hoofdstuk van Genesis. Daarin krijgt de mens verantwoordelijkheid voor de schepping. De paus geeft toe dat we deze teksten te vaak gelezen hebben als een vorm van dominantie over de rest van de natuur, waarbij we vergeten dat we behoren tot die natuur. De mens heeft wel een belangrijke verantwoordelijkheid binnen die natuur, maar de natuur heeft ook vanuit zichzelf rechten. Dat is nieuw voor de kerkelijke leer. In Latijns-Amerika zegt men “la tierra es al Seňor”: de aarde behoort toe aan de Heer. De aarde heeft een goddelijk bestaansrecht, een scheppingsrecht, dat de mens moet respecteren.
In hoofdstuk IV pleit de paus voor integrale ecologie. De vorige term in de sociale leer was: menselijke ecologie. Integrale ecologie wil ons uitdagen om complex te denken. Want het gaat niet alleen om technische oplossingen voor ecologische problemen. Het gaat ook om een cultureel probleem, een religieus probleem, een samenlevingsprobleem, een politiek probleem. De paus spreekt trouwens zeer harde taal over politici, die enkel handelen op basis van korte termijn denken of op basis van bepaalde belangen, in de wijze waarop ze omgaan met het milieu.
Integrale ecologie gaat over de volledige rol van de mens binnen de schepping. Daarbij ziet de paus dat we veel hebben kapot gemaakt, maar we kunnen veel goed maken. Uit dat vertrouwen spreekt barmhartigheid. Barmhartigheid neemt immers de realiteit helemaal mee, in de zin van ‘dit loopt zwaar verkeerd’, maar leeft tegelijk van de hoop, en vertrouwt er op dat ook de zondaar verandering kan brengen en dat een nieuwe wereld mogelijk blijft.
Politiek van de liefde
De hoofdstukken V en VI gaan over het concrete handelen, op individueel vlak, op vlak van de sociale organisaties en op het politieke niveau. De paus gelooft in ecologisch burgerschap en schrijft letterlijk over de “politiek van de liefde”. Dit is een heel sterke verwoording, want politiek associëren we gewoonlijk met haalbaarheid, met efficiëntie en daarvoor hebben we modellen zoals het model van de neoliberale markteconomie.
Wat is dan politiek van de liefde? Hoe ontwikkelen we die? De paus heeft vooreerst grote aandacht voor de opvoeding van jonge mensen. Zij moeten worden opgeleid tot ecologisch burgerschap. Verder is er grote aandacht voor “the common good” – het algemeen welzijn: voor het volle leven van ieder van ons is verbonden samenleven van belang. Ook de aandacht voor spiritualiteit wordt naar voor geschoven. Hoe zit het met de “vreugde om de schepping”, genieten wij van de natuur? Hebben wij aandacht voor de dienst die de natuur ons bewijst? Zien we hoe God ons in die natuur dient? Kan die verbondenheid met de schepping terug aangroeien? Voor de paus is dat een belangrijk punt, want het gaat om de ontmoeting met de Schepper. Dit punt is heel diep franciscaans. Om die reden heeft de paus aan zijn encycliek twee gebeden toegevoegd en zijn ook paragrafen ingevoegd over de manier waarop Jezus geniet van de natuur.
Drie uitdagingen
Vanuit de encycliek haalt Jacques Haers drie punten naar voor, waaraan wij vandaag bijzondere aandacht kunnen besteden. Vooreerst de milieu-uitdaging. In de encycliek staat heel concreet wat wij kunnen doen om onze verbondenheid met de schepping, de ecologische ‘gesitueerdheid’, opnieuw te ervaren. Bijvoorbeeld door aandacht te hebben voor water, en voor tal van andere, ook kleine dingen. Op de website “Het klimaat verandert ook mij” vind je concrete getuigenissen over hoe mensen tot ecologisch handelen komen in hun leven. Kan dit ook als parochie worden opgenomen? Als netwerk?
Tot ecologisch handelen zullen we ook komen door de sabbat – de zondag – te vieren. Want vieren is: de hemel dromen en daardoor een andere wereld dichterbij brengen. Bonhoeffer beschrijft ergens hoe hij en zijn tweelingzus als kinderen regelmatig speelden dat ze dood waren en naar de hemel gingen. Ze droomden hoe de hemel er uit zou zien. Om dan te zeggen: Als de hemel zo is, wat gaan we dan doen om onze wereld te veranderen? Op gelijkaardige wijze geeft Jacques Haers in lessen eschatologie aan studenten de opdracht om hun ogen dicht te doen en zich de persoon die ze het minst verdragen, voor de geest te halen. Vervolgens beelden ze zich in dat ze in de hemel samen zitten, met een tasje koffie erbij of een glas bier of wijn. Want dat is het toekomstperspectief dat God voor ons schept. In de hemel zit je met die persoon samen. Dan gaan de ogen terug open en klinkt de vraag: ga je nu met die persoon op dezelfde manier blijven omgaan, of ga je veranderen? Dat laatste is inderdaad wat er gebeurt. Dat is de kracht van geloven in de liturgie. In het vieren “speel” je de toekomst, en wel zo dat de wereld vandaag verandert. Als gemeenschap droom je van een andere gemeenschap en wel zo dat je nu tot handelen komt. Zo doet ook het Jaar van de barmhartigheid, met de vraag te pelgrimeren naar de heilige deur, ons stilstaan bij de vraag: “Waar investeer jij je tijd in?” Ook deze vraag leidt tot concreet handelen.
De tweede uitdaging gaat over vluchtelingen en migranten. De encycliek werd vlakbij Wereldvluchtelingendag gepubliceerd, en onderstreept ook op die manier dat onrecht in de wereld op dezelfde wijze ontstaat als milieuverloedering én dat de twee nauw met elkaar verbonden zijn. Het zijn immers de armste mensen, die als eerste de prijs betalen. De milieuproblematiek heeft te maken met de wanverhouding tussen armoede en rijkdom. Kunnen we dat veranderen? Geen gemakkelijke vraag, maar ondertussen beginnen we wel te beseffen dat migratie en op de vlucht moeten gaan, niet zullen stoppen en dat deze bewegingen onze samenlevingsmodellen ook zeer diep in vraag stellen. We gaan naar een tijd toe, waar het ook zal snijden in ons vlees. Wat is barmhartigheid dan en willen we barmhartig zijn?
De paus legt veel nadruk op de vorming van jonge mensen. Ook daar staan we voor een grote uitdaging. In zijn boek “Voorbij het narratief van neergang” onderzoekt Mark Elchardus hoe jonge mensen zich vandaag voelen in de samenleving. Jongeren voelen dat onze samenleving er op achter uit gaat, dat ze het minder goed zullen hebben dan hun ouders. Ze voelen ook heel sterk het verschil aan tussen rijk en arm, macht en machteloos. En ze voelen zich vervreemd van de politiek. De politiek verwoordt niet hun toekomstdromen en ze voelen dat ze in die politiek nog nauwelijks iets in te brengen hebben. Elchardus spreekt van een Prometheus-generatie: een generatie die telkens weer probeert, maar de inspanningen ook telkens weer ongedaan gemaakt ziet. In een epiloog probeert hij aan te geven hoe we toekomst voor die jonge mensen kunnen geven. Ook de encycliek stelt die vraag: bieden wij toekomst aan jonge mensen? Misschien spreken wij wel te weinig over een andere toekomst en over hoop. Misschien blijven wij ook te veel vasthouden aan “ga maar gewoon door met leven, zoals we nu leven". Maar zo blijven leven, is in feite onbarmhartig.
Centraal staat dus deze vraag: zijn wij barmhartige mensen, zoals God zelf barmhartig is voor ons? De paus leeft vanuit die barmhartigheid. Hij heeft ervaren dat God in hem toekomst ziet, ondanks zijn vergissingen. De paus is de eerste om te zeggen dat hij zware fouten heeft begaan. Maar het maken van fouten, is geen reden om niet te werken aan de toekomst van de wereld. Dat is wat barmhartigheid doet: ook de hoop zien. God ziet méér in ieder van ons. God vertrouwt er op dat er meer in ons steekt dan kwetsbaarheid en zondigheid én dat we in beweging komen.
Redactie: Rita Boeren