Johan Verstraeten, voorzitter van Netwerk Rechtvaardigheid en Vrede, gepokt en gemazeld in de sociale leer en de diaconie van de kerk, stelt vast dat diaconie, die verder gaat dan naastenliefde en caritas, in een aantal bisdommen vandaag eerder marginaal aandacht krijgt. De wereldbrief ‘Fratelli tutti’, over universele broederlijkheid, maakt in de kern in enkele zinnen duidelijk wat het belang is van de maatschappelijke inzet voor de kerk. Als je gelooft in God als Schepper van alles wat is van alle mensen, dan volgt daar uit dat alle mensen een gelijke waardigheid hebben. En dan weet je dat dit concrete gevolgen heeft op politiek, economisch en sociaal vlak. En die gevolgen moet de kerk dus ook duidelijk zichtbaar gestalte geven.
Johan Verstraeten ontving 'Fratelli tutti' vooraf, wat hem in staat stelde de tekst te kunnen voorstellen bij de officiële bekendmaking. Hij ontving de tekst per mail, net zoals alle bisschoppen in de wereld. Zij werden voor het eerst rechtstreeks door paus Franciscus gemaild. In de begeleidende brief legt de paus uit dat zijn tekst handelt over universele broederlijkheid, maar dat hij door zijn mail tegelijk meer gestalte wil geven aan de gezamenlijke uitoefening van het leergezag. Het toont des te meer aan dat deze paus anders is dan zijn voorgangers. Paus Franciscus is 'katholiek', want gewoonweg universeel betekent, en is ook universeel denkend. Hij staat voor een katholisme dat het gesprek aangaat met andersdenkenden, en dat interreligieus en oecumenisch is. In 'Fratelli tutti' is dat te merken aan de personen waar naar verwezen wordt. Het gaat onder meer om: de protestantse filosoof Ricoeur, Martin Luther King, Mahatma Gandhi, Desmond Tutu, Charles de Foucauld, naar de joodse traditie (de Talmud en rabbi Hillel) en naar grootimam Ahmad al Tayyeb. Niet alleen kijkt de paus verder dan de grenzen van de eigen gemeenschap, ook naar het verleden kijkt hij met een open blik. Zijn houding is: eerste proberen te verstaan waar het om gaat, daaruit het positieve naar voor halen en dit dan verder uitdiepen. Eén voorbeeld. Paus Franciscus noemt broederlijkheid, vrijheid en gelijkheid samen. Deze drieslag van de Franse Revolutie schrikte de kerk in de 19de eeuw af.
In het eerste hoofdstuk brengt paus Franciscus een hele waslijst samen van bedreigingen voor de broederlijkheid, fenomenen die verhinderen dat mensen de gelijke waardigheid gestalte kunnen geven. Ook bij deze analyse valt op dat je aan elke bedreiging een groot hedendaags seculier denker kan plaatsen, die dat fenomeen terdege hebben geanalyseerd. Johan Verstraeten noemt Thomas Piketty, Noreena Hertz met het boek The lonely century, Michael Sandel.
Donkere analyse, maar ook hoop
Het gaat over volgende bedreigingen: Verdeel en heers beleid van multinationale ondernemingen, culturele kolonisatie (Naomi Klein noemt dit de coca-colisering van de wereld), racisme, extremisme, agressief nationalisme, de cultuur van de muren (sluiten van grenzen voor migranten), ongelijkheid, polarisatie, miskenning van de waarde van de arbeid, politiek in dienst van particuliere belangen in plaats van dienst aan het algemeen welzijn, verzwakking van het kosmopolitische denken (terug naar de eigen natie, eigen volk eerst), negatieve aspecten van de sociale media (de vereenzaming van jongeren)… Hij vindt ook dat de covid-19 pandemie het meer dan ooit noodzakelijk maakt om de organisatie van onze samenleving, de relaties, en onze manier van leven en de betekenis van ons leven te herdenken. Het gaat niet om een gezondheidsprobleem dat we technisch opgelost hebben.
Dit hoofdstuk eindigt met hoop. En ook dat toont hoe paus Franciscus denkt. Johan Verstraeten citeert: de hoop is “geworteld in het diepste van de mens en gegrond in het feit dat God voortdurend zaden van het goede in de mensheid verspreidt”. Paus Franciscus ziet de hele werkelijkheid als een complex en voortdurend proces van verandering. Dat denken stamt uit de geestelijke oefeningen van Ignatius van Loyola. Op het einde van de oefening volgen beschouwingen over het verkrijgen van de liefde, om het zien dat God in alles niet alleen aanwezig is, maar bovendien ook in alles zorgzaam aan het werk is. In de verandering kan zich alles ten goede ontvouwen. Er dienen zich altijd nieuwe mogelijkheden aan. Het proces is nooit af en wat fout ging, kan ook ten goede gekeerd worden. Dat zijn de fundamentele redenen om hoopvol te zijn.
In het tweede hoofdstuk gaat in op de vraag: wat is onze verantwoordelijkheid vanuit het evangelie? Hij brengt een bezinning op Ignatiaanse wijze op de zeer gekende parabel van de barmhartige Samaritaan. Het is een parabel die vaak wordt gelezen om aan te zetten tot individuele naastenliefde. De paus ontkent hiervan zeker niet het belang, maar hij gaat verder. Hij heeft oog voor de joodse achtergronden van naastenliefde en leeft zich in de verschillende personages van de parabel in. Dat leidt tot een aantal conclusies. De naaste is niet degene die wij kennen of tot onze eigen kring behoort. De naaste kan iedereen zijn. Daar zijn geen grenzen aan.
Jezelf tot naaste maken en onverschilligheid doorbreken
Er is maar één houding nefast, namelijk onverschilligheid. Dat verklaarde hij ook bij zijn bezoek aan Lampedusa, waar bootvluchtelingen op de Middellandse Zee waren gestrand. Het gaat om geraakt worden, om onszelf tot naaste te maken. Deze beweging van geraakt zijn door de ander en handelen heeft niet alleen te maken met onze persoonlijke houding, maar verandert ook de samenleving. De parabel toont “door welke initiatieven een gemeenschap kan worden opgebouwd, dankzij mannen en vrouwen die zich openstellen voor de kwetsbaarheid van de ander,” zo schrijft de paus. En ook hiervan zijn hedendaagse ethici overtuigd. Johan Verstraeten noemt Corine Pelluchon auteur van ‘Ethique de la vulnérabilité’ en ‘Ethique de la considération’. Hij besluit dat kwetsbaarheid erkennen dé motivatie is die leidt naar het beminnen en gastvrij onthalen van iedereen – de gelijke waardigheid - die we zien, maar ook van iedereen die we enkel via structuren (wetten, instellingen, organisaties) zien.
Ook structuren kunnen zo zijn ingericht dat ze de waardigheid van de mens miskennen. Hij maakte zo een pijnlijk gebeuren mee dat een van zijn laatste doctoraatsstudenten, afkomstig uit de Filippijnen overkwam. Vooraleer hij zijn doctoraat afrondde, trok hij naar huis omwille van zijn zwaar zieke vader. Hij vergat één regel: de gemeente verwittigen dat hij naar het buitenland ging. Het had zware gevolgen. Bij zijn terugkeer, meer dan een maand later, werd hij op de luchthaven aangehouden. Hij kon kiezen: meteen terug op het vliegtuig of in beroep gaan. In afwachting van dat beroep werd hij overgebracht naar een gesloten detentiecentrum. Geen enkele tussenkomst vanuit de universiteit bracht soelaas.
De dag dat hij eindelijk aan de rechter kon gaat uitleggen hoe de zaak in elkaar zat, werd hij – zoals de voorschriften eisen - in boeien geslagen voorgeleid. Voor Johan Verstraeten toont dit hoe wettelijke regels er niet in slagen de slagen de menselijke waardigheid te respecteren. Dit zijn tranen die de bureaucratie niet ziet – en waar dan vaak ook nieuwe vrijwilligersbewegingen rond ontstaan, die deze onverschilligheid helpen doorbreken.
Bouwen aan een open wereld
Een open wereld opbouwen vertrekt bij liefde en sociale vriendschap, die zich steeds verder opent, tot ver buiten de eigen kring, tot ‘universele gemeenschap’.
Zo’n gemeenschap is echt participatief. Ook de meest kwetsbaren kunnen er aan bijdragen en worden gewaardeerd. Hier corrigeert de paus een veel te economische, en sterker nog meritocratische – opvatting van de wereld. Johan Verstraeten verwijst naar ‘The Tyranny of Merit’ van Michael Sandel, dat ingaat op de idee dat ieder individu enkel zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen verdiensten en succes. Maar er zijn nog zoveel andere manieren die dienstig zijn voor de samenleving. De contemplatieven die stilteruimtes maken, zodat mensen de kans krijgen om in contact met God komen. Vrijwilligers, die ‘om niet’ op zoveel manieren bijdragen aan de samenleving. Dit stelt ook de meritocratische opvatting, die uitsluitend naar de individuele prestaties kijkt, onder kritiek.
Daartegenover staat de participatieve samenleving, waar ieders talent aan bod kan komen. Dit is tegelijk de stevige basis voor solidariteit. Want om ieders talent aan bod te laten komen, moeten belemmeringen worden weggenomen. Aangepaste ingangen voor mensen die een rolstoel gebruiken, bijvoorbeeld. Dat is geen individuele verantwoordelijkheid, maar een sociale, zodat groepen kunnen participeren aan de samenleving. De paus trekt dit open naar de rechten van volkeren, in het bijzonder die van inheemse volkeren. En hij neemt ook enkele klassieke stellingen uit de sociale leer op: bijvoorbeeld dat privé-eigendom grenzen heeft omdat de goederen een universele bestemming hebben – de vruchten van de aarde zijn voor iedereen.
Open voor migranten en vluchtelingen
Bouwen aan een open wereld wordt concreter gemaakt in het vierde hoofdstuk. De klemtoon ligt op de situatie van migranten en vluchtelingen. Paus Franciscus pleit voor het toekennen van een ‘volledig burgerschap’. Hij wil ook een ‘global governance’ om hen te beschermen. Hiermee bedoelt hij niet een wereldregering, wel dat het leiderschap in wereldorganisaties beter functioneert.
Migranten zijn geen bedreiging maar een verrijking. Dat klinkt helemaal zoals de idee van cultuur van de ontmoeting in het denken van Jorge Castillo Guerra. In de ontmoeting ontstaat een wisselwerking, die beide culturen verrijkt en dus ook verandert. Dit zal zeker niet tot een soort eenheidsworst leiden. Universaliteit is niet een nastreven van uniformiteit, het gaat om een ‘geheelde diversiteit’. Een cultuur die krampachtig vasthoudt aan haar eigen identiteit heeft geen toekomst. Dit geldt niet alleen voor grote culturen, maar ook voor lokale culturen. Culturen moeten gerespecteerd worden, maar ze moeten ook openstaan voor ontmoeting.
Politiek gericht op rechtvaardigheid
Paus Franciscus hecht veel belang aan volkeren. Hij wijst ook duidelijk op het onderscheid tussen “een regering door het volk” en ongezond populisme. Dat laatste zaait verdeeldheid en gebruikt de cultuur van het volk voor belangen die niet die van het volk zijn. Dit is manipulatie. Volkssoevereiniteit daarentegen is de basis is van een gezonde democratie.
Paus Franciscus spreekt vervolgens over volkseconomie aan. Hij bedoelt ermee dat “de sociale, politieke en economische participatie” zo moet opgevat worden, dat “zij volksbewegingen insluit en de lokale, nationale en internationale bestuursstructuren animeert, met een stortvloed aan morele energie, die ontstaat uit de participatie van uitgesloten mensen in de opbouw van een gemeenschappelijke toekomst”.
De paus spreekt vaak over volksbewegingen, de ‘grassroot movements’. De armen zijn een volk met de politieke kracht om hun agenda naar de besluitvorming te brengen. Er is dus geen politiek nodig voor de armen, maar met en door de armen. Ze zijn subject van hun geschiedenis, geen object van liefdadigheid. Een kernidee uit de bevrijdingstheologie. Hier is ook bij ons veel werk aan: kwetsbare groepen zijn nauwelijks vertegenwoordigd.
Politieke liefde - een prachtig woord – is een liefde die doorgaat naar de rechtvaardigheid. En die is een onmisbare voorwaarde om het ideaal van de universele broederlijkheid te bereiken. Liefde en rechtvaardigheid horen samen.
De kunst van de ontmoeting
In het zesde hoofdstuk diept de paus uit wat dialoog kan betekenen voor de sociale vriendschap en universele broederlijkheid. Voor hem zijn verschillen scheppend. Het betekent: altijd het standpunt van de ander respecteren en aanvaarden dat het een legitieme overtuiging of belang bevat. Zo deed ook al paus Johannes XXIII, die een onderscheid maakte tussen een ideologie en de mensen die die ideologie aanhangen. Voor paus Franciscus is het ook puur ignatiaans: altijd vertrekken met een positieve vooringenomenheid en zoeken naar de waarheid. Consensus is niet het product van relativisme. Het is ook niet ‘fake news’ of alternatieve waarheden. Er is altijd een objectieve waarheid, waar samen naar dient te worden gezocht.
Een van de mooiste zinnen uit de encycliek voor Johan Verstraeten is dat “leven de kunst van de ontmoeting” is. Het gaat om bruggen bouwen en zoeken naar wat gemeenschappelijk is. Vandaar ook het belang van de welwillendheid – de benevolentia - naar de ander toe.
Artisanaat van vrede
Vrede, zo opent het zevende hoofdstuk, vraagt geduldig werken. Daarbij hoort de herinnering. Die is nodig om naar de waarheid te zoeken, en de slachtoffers te eren. Zo is er de herinnering aan Shoah, aan Hiroshima. De herinnering doet gemeenschappelijke hoop ontstaan en vermijdt wraak. Johan Verstraeten wijst er op dat één van de redenen, één van de oorzaken van de Oekraïnse oorlog, één van de redenen dat ze zo kwaad zijn, is dat in de schoolboeken niet meer wordt behandeld wat Stalin in Oekraïne heeft aangericht. Vrede vraagt ook om vergeving. Maar vergeving is geen kwestie van straffeloosheid en is onmogelijk zonder rechtvaardigheid. Paus Franciscus, die veel over liefde spreekt zal die nooit loskoppelen van rechtvaardigheid.
Vrede wordt bevorderd door sociale vriendschap, die om direct contact vraagt met de meest verarmde en kwetsbare mensen: “de optie voor de armen moet ons leiden naar vriendschap met de armen”. Zo vraagt vrede om een ‘artisanaat’: het beoefenen van de kunst om in de praktijk vredevol met elkaar om te gaan, waaraan iedereen participeert. Vrede vraagt echter ook om een ‘architectuur’: om institutionele oplossingen, om internationale instellingen en diplomaten.
Voor het hedendaagse sociale denken bestaat niet meer zoiets als een rechtvaardige oorlog. Wie denkt het bij het rechte einde te hebben, begaat ook altijd zelf oorlogsmisdaden. De vernietigende kracht van oorlog, is het te rechtvaardigen. Dan valt ook te begrijpen dat de eliminatie van kernwapens “een morele humanitaire imperatief” is.
Oekraïne brengt oorlog dichterbij ons. Maar ook voor paus Franciscus was er al een oorlog bezig, maar stuksgewijs over de wereld verspreid. Maar als je de samenhang begint te zien, kan je wellicht toch van een derde wereldoorlog beginnen spreken.
En tenslotte neemt de paus ook de afwijzing van de doodstraf op.
Religies voor de vrede
Het achtste en laatste hoofdstuk beklemtoont de interreligieuze dynamiek. De paus geeft aan hoe religies en rol kunnen spelen tegen het geweld en de vrede kunnen bevorderen. Want “religies verkondigen de transcendente waardigheid van de menselijke persoon als beeld van de onzichtbare God”. Dit stelde theoloog Hans Küng al vele decennia geleden in zijn Project Weltethos en voor Johan Verstraeten is dit ook duidelijk een eerherstel voor hem.
De paus verwijst ook naar de ontmoeting met groot-imam Ahmad Al-Tayyeb, in Abu Dhabi in 2019. Dat religies vrede (dienen te) bevorderen, is ook belangrijk om goed over te brengen naar generaties die nu veelal een omgekeerd verband leggen tussen religies en geweld.
Open katholicisme
Na deze tocht door een lange tekst, trekt Johan Verstraeten enkele conclusies. De encycliek is inspirerend, ook voor niet gelovigen. Er wordt een taal gehanteerd die als zinvol wordt ervaren. Paus Franciscus moraliseert niet – dat werkt ook niet. Hij getuigt van een open katholicisme, dat luistert naar de wereld, zoals het tweede Vaticaans concilie vraagt. De paus overtuigt omdat wat hij zegt ook gewoon redelijk is.
Ook dat is belangrijk voor ons geloof: dat het redelijk is. Met ‘Fratelli tutti’ biedt hij een perspectief aandat verandering kan brengen en dat concreet op weg zet naar hoe groeien in universele broederlijkheid. Religie is daarvan de krachtige, spirituele onderbouw.
Samenvatting: Rita Boeren