In de coronatijd is verdriet en verlies voor heel veel mensen realiteit geworden. Bekwame virologen trokken ten strijde om het virus te bestrijden op het biologische vlak, terwijl het virus wordt verspreid door menselijk gedrag. Dat gedrag vraagt om andere deskundigen. Door de maatregelen genomen op strikt biologisch vlak werd aan mensen veel extra verdriet gedaan. Vanuit zijn expertise, beklemtoont Manu Keirse het blijvende en nog gegroeide belang om meer te weten over hoe je kan helpen bij verlies en verdriet.
De eerste lockdown betekende voor mensen in het woonzorgcentra dat zij maandenlang geen bezoek meer mochten krijgen. In de vier woonzorgcentra waarvan Manu Keirse voorzitter is, werd die beslissing niet gevolgd. Bezoek werd toegelaten bij alle bewoners, in goede en gecontroleerde omstandigheden. Het heeft tot geen enkele extra besmetting geleid. Ouders met een kind met zware beperkingen moesten kiezen tussen hun kind mee naar huis nemen of ze maandenlang niet meer zien. Na maandenlange lockdown herkenden deze kinderen hun ouders niet meer.
Waarom heeft men dat mensen aangedaan? Waarom werden de kerken gesloten? Waar kon men gemakkelijker 1,5 meter afstand bewaren? Manu Keirse stelt duidelijk: men heeft een pandemie van angst verspreid, die gevaarlijker is voor de samenleving dan het Covid-virus zelf.
En vaak heeft men dit gedaan omdat men niet wist hoe om te gaan met verdriet en verlies. In zijn lezing, op 28 augustus 2021, staat hij daarom stil bij wat iedereen zou moeten weten over verdriet en verlies.
Drie bomen
Er waren eens drie bomen. Elk raakte in een hevige storm een grote tak kwijt. Ze waren ook elk op een andere manier met hun verlies omgegaan. Jaren later ging ik de bomen weer opzoeken. Gisteren heb ik ze teruggevonden en met hen gesproken.
De eerste boom rouwde nog steeds om zijn verlies en zei ieder voorjaar als de zon hem uitnodigde om te groeien: "Nee, dat kan ik niet, want ik mis een belangrijke tak." De boom was klein gebleven en stond in de schaduw van de andere bomen. De zon drong niet meer tot hem door. De wond was duidelijk zichtbaar en was het hoogste punt van de boom. Hij was niet meer verder gegroeid.
De tweede boom was zo geschrokken dat hij had besloten om het verlies te vergeten. Deze boom was moeilijk te vinden, want hij lag op de grond. Een voorjaarsstorm had hem doen omwaaien.
De derde boom was ook erg geschrokken van de pijn en de leegte in zijn lijf en hij rouwde om zijn verlies. Het eerste voorjaar toen de zon hem uitnodigde om te groeien, had hij gezegd: "Dit jaar nog niet, zon." Toen de zon het tweede voorjaar weer terugkwam met de uitnodiging, had hij gezegd: "Ja zon, verwarm mij zodat ik mijn wonde kan verwarmen. Mijn wonde heeft warmte nodig opdat ze weet dat ze er voor altijd bij hoort." Toen de zon het derde voorjaar weer terugkwam, sprak de boom: "Ja zon, laat mij groeien. Ik weet dat er nog veel te groeien is." De derde boom was ook moeilijk te vinden, want ik had niet verwacht dat hij zo groot en zo sterk zou zijn geworden. Ik heb hem herkend aan de dichtgegroeide wonde, die vol trots in het zonlicht werd gehouden.
Dit sprookje vertelt dat als we bij de pakken blijven zitten, we niet meer verder groeien. Toch raden mensen aan om aan verlies niet meer te denken. “Je moet vooruit”, “Zet het uit je hoofd”. Maar dan ben je niet bestand tegen de stormen van het leven. Als we de tijd krijgen om verdriet ook verdriet te laten zijn en we daarbij warmte en genegenheid van mensen ervaren, dan kan je groeien, groter en sterker dan voorheen.
Verdriet toont liefde
De oosterse dichter Khalil Gibran zegt: “Wanneer je blij bent, kijk dan diep in je hart en je zult zien dat enkel wat je smart heeft gegeven, ook vreugde brengt. Wanneer je verdrietig bent, blik dan opnieuw in je hart en je zult zien dat je weent om wat je vreugde schonk”.
Vreugde en verdriet liggen heel dicht bij elkaar. Verdriet heeft te maken met liefde, met mensen, die houden van mensen. Als je van mensen houdt, voel je diep verdriet als aan hen iets gebeurt. Diep verdriet zegt iets over de capaciteit van mensen om liefde te geven en te ontvangen. Dat zet verdriet in een heel ander perspectief.
Voorbereiden op groot verdriet
Manu Keirse vertelt het verhaal van Veerle, een vrouw van 41 jaar. Hij brengt haar de boodschap dat ze van haar kanker zal sterven. “Ik heb je dit zo uitdrukkelijk gezegd, omdat ik hoorde dat je een mama wil blijven voor je vier jonge kinderen. Ik kan je daar nu nog bij helpen. Als je denkt aan de dag dat je dochter voor de eerste keer haar maandstonden zal krijgen: schrijf haar een brief en doe hem in een doos voor haar. Als je denkt aan de 18de verjaardag van je zoon: koop een cadeautje en doe het in een doos voor hem. Als je foto’s bekijkt, schrijf boodschappen op de keerzijde van die foto’s en verdeel ze over de dozen van je kinderen. Spreek een bandje in en zeg hen vooral dat je veel van hen houdt en altijd van hen zal blijven houden. Zo kan je voor altijd de mama van je kinderen zijn, wat er ook gebeurt”.
“Tien maanden na het gesprek, heb ik haar ontmoet in haar woonkamer. Ze zei: “Ik haal het niet, maar daar staan vijf dozen: één voor mijn man en één voor elk van de kinderen. En ik heb heel veel gezegd dat ik altijd van hen zal blijven houden”. Mijn laatste woorden zijn geweest: Veerle, je hebt waarschijnlijk in je te korte leven, veel meer liefde meegegeven dan heel veel mensen waarvan het leven lang duurt. Je kinderen zullen dit nooit vergeten en zo blijf jij leven in de herinnering. Wat is sterven anders dan verhuizen van de buitenwereld naar het hart van iedereen die van je houdt? Een kwartier later is ze gestorven, omringd door haar man, de vier kinderen, haar moeder en twee zussen. Veerle is nu 7 jaar dood en de kinderen stellen het redelijk goed, want ze hebben zoveel mooie herinneringen aan die laatste tien maanden en als ze het echt niet meer zien zitten, dan bekijken ze hun dozen.
Kinderen en de dood
Kinderen kunnen omgaan met dood, verlies en verdriet. Ze hebben volwassenen nodig die hen daarin gidsen en helpen. Maar volwassenen weten vaak niet hoe ze met kinderen moeten omgaan.
Carmen, 13 jaar vertelt dat haar mama twee jaar en half ziek is geweest, kanker had. En als er een ziekte is, dan wordt het stil thuis, want als je geen goed nieuws te vertellen hebt, durven de meeste mensen niet op bezoek komen. Ook bij Carmen thuis was het heel stil geworden, tot die dinsdagnamiddag, toen om 5 uur de mama van Carmen stierf. “Mijn tantes namen mijn zusjes mee naar huis tot aan de begrafenis. Als oudste mocht ik thuisblijven bij mijn papa. De begrafenisondernemer kwam, zette zich aan tafel en praatte heel lang met mijn papa. De pastoor kwam, zette zich aan tafel en praatte heel lang met mijn papa. De huisarts kwam, buren en vrienden. Ik deed de deur open en ze vroegen: is je papa thuis? Donderdagmiddag kwam mijn lerares van school op bezoek. Toen ze wegging, kwam ze me heel vriendelijk nog een hand geven. Ik vertelde haar dat mijn mama ziek was geweest en hoe ze dinsdagnamiddag om vijf uur was gestorven. Ze bekeek me heel vriendelijk en zei: maar Carmen toch, dat heb je je papa juist toch allemaal horen vertellen? Carmen zei: “De tantes kwamen voor mijn zusjes. De begrafenisondernemer, de pastoor, de huisarts, alle volwassenen, ook mijn lerares, ze kwamen voor mijn papa. Niemand kwam voor mij. Ik ben naar mijn kamer gehold en ik heb er de hele namiddag en avond zitten huilen.”
Dit moet ons vragen doen stellen wat er met kinderen gebeurt als verdriet toeslaat. Heel vaak weten mensen niet hoe ze er mee moeten omgaan. Meer weten zou iedereen in belangrijke mate kunnen helpen.
Verdriet op het werk
Een mama rijdt op de dag van de eerste communie met haar dochter naar de kapper. Een auto glijdt uit over een olievlek en komt met een klap tegen een paal terecht. Het dochtertje is op slag dood. Voor beide ouders stort de wereld in. Na vier weken gaan ze opnieuw aan werk. De papa werkt in een metaalbedrijf, de moeder in de keuken van het ziekenhuis, dat in heel België bekend is om zijn eerste palliatieve afdeling, het ziekenhuis van zuster Leontine.
Aan de poort van de fabriek staan twee mensen de papa op te wachten. We moesten je opwachten en naar de directeur brengen, zeggen ze. De man dacht: dat gaat er hier voor mij niet goed uitzien, ik zal waarschijnlijk vervangen zijn. De directeur zegt: “zet u even.” Hij biedt een tas koffie aan zegt: “Jij komt de eerste dag werken en wat jij hebt meegemaakt moet ontzaglijk moeilijk zijn”. En hij laat de papa zijn verhaal vertellen. Daarna zegt hij: Als je straks het tempo niet aankunt en je je wat moe voelt, onderbreek even en zet je te rusten. Vraag ook even een collega om het werk neer te leggen, zodat je aanspraak hebt. Iedereen op het werk en alle chefs hier weten dat je naast het werk nog een andere zware arbeid hebt, rouwarbeid, en dat die twee combineren de eerste weken en maanden een bijna onmogelijke opdracht kan zijn. Neem er de tijd voor die je nodig hebt. Iedereen zal er begrip voor opbrengen. Ik heb vorige vrijdag een aantal passages voorgelezen uit het boek helpen bij verlies en verdriet voor de mensen van uw afdeling en voor alle chefs van onze fabriek, en iedereen weet dat het hier moet kunnen. Ik heb ook een kamer gereserveerd naast de cafetaria. Laat iemand uw eten halen uit de cafetaria en kies een paar mensen waar je goed mee kan praten en gebruik zo je maaltijd, dan moet je niet vanaf de eerste dagen in de grote drukte onderduiken. Je kan die kamer gebruiken zoveel dagen dat je nodig hebt”. De man is geleidelijk aan terug in zijn job ingegroeid.
Als de mama aankomt in de keuken van het ziekenhuis staat de chef kok haar ook vriendelijk op te wachten. Hij zegt: “Ah, je bent daar terug. En hoe gaat het ermee? Er al wel een beetje over zeker? Het is ook al een tijd geleden. Ik heb veel werk voor jou laten liggen, want hoe harder je moet werken, hoe sneller je zult vergeten en erboven komen”. De vrouw is ’s avonds gebroken thuisgekomen en nooit meer daar terug gaan werken.
Hoe kon die fabrieksdirecteur zo zinvol reageren? De dag na het ongeval was de huisarts bij de ouders op bezoek gegaan. Hij had het boek “Helpen bij verlies en verdriet” mee. De moeder zei: We vonden er erkenning in. We konden het laten lezen aan onze buren en familie. Ze wisten hoe ze met ons konden omgaan. Toen de huisarts hoorde waar de ouders werkten, belde hij de directeur van de metaalfabriek op en zei: lees dat boek en doe er iets mee met uw werknemers, anders zal die man zich nooit meer kunnen integreren in het bedrijf. Maar die huisarts dacht dat het ziekenhuis wel zou weten hoe ze er mee moesten omgaan…
Manu Keirse spreekt niet meer over verlies verwerken, want verlies gaat met mensen mee door het leven. Mensen overleven verdriet door rouwarbeid te doen. Rouwarbeid is een zware belasting voor het lichaam en de geest. Je kan doodmoe zijn, niet vooruit geraken.
Zoals elke arbeid, kan je rouwarbeid opdelen in taken. Bij elk van de taken kan je ofwel mensen helpen, ofwel mensen zo voor de voeten lopen, dat ze er nooit klaar mee geraken.
De werkelijkheid van het verlies onder ogen zien
Als mensen met verlies worden geconfronteerd, kan het een hele tijd duren voor dat echt doordringt. Ze weten het, maar het dringt niet door tot hun gevoel.
Zo gebeurt het dat mensen in het begin nog menen hun dierbare te zien of te horen. Een vrouw zei: “Ik kwam in het ouderlijk huis en ik zag mijn moeder zitten in haar zetel aan het vensterraam”. Haar moeder was al drie weken begraven, maar ze zag haar daar terug zitten. Als mensen zoiets meemaken, denken ze dat ze gek geworden zijn. Maar in de rouwbeleving is dat normaal gedrag. Ieder van ons die geconcentreerd aan een dierbare denkt, kan die voor zich zien. Mensen die een dierbare moeten missen zijn er van de morgen tot de avond mee bezig en ze zien, horen en ruiken die.
Chris kreeg van de politie te horen dat haar man onder een vrachtwagen was terecht gekomen en verongelukt was en dat ze beter niet meer ging kijken. Zeven maanden later deed hun oudste kind de eerste communie. En ze vertelde: “Ik dacht, op die dag zal hij ons toch niet in de steek laten? Hij vond het zo belangrijk. Ik ben een uur vroeger met mijn kinderen naar de kerk gegaan, om hem op te wachten. Ik wist dat hij niet zou komen, want ik ging elke zondag naar de begraafplaats. Maar wat mijn verstand wist, was nog niet doorgedrongen in mijn hart en nieren. Het heeft 12 maanden geduurd voor het in alle vezels van mijn lijf was doorgedrongen. Toen heb ik gehuild en geweend en schoot er niets meer over van die dappere vrouw die ik in het begin was. Maar niemand begreep wat er met me aan de hand was.”
Je kan mensen bij de eerste taak helpen door te zorgen dat ze correcte informatie krijgen over wat er is gebeurd. Je moet hen aanmoedigen om terug te gaan naar de dokter, naar de politie, … Om nog eens en nog eens te horen wat er is gebeurd. Je moet mensen meerdere keren hun verhaal laten vertellen, want de stukjes van de puzzel vallen geleidelijk aan op hun plaats. Help mensen om afscheid te gaan nemen. De politie was fout om te zeggen: je moet maar niet meer gaan kijken. Moedig mensen aan om wel te gaan kijken.
Kinderen helpen
Ook kinderen moeten kansen krijgen om afscheid te nemen. Zelf herinnert hij zich als gisteren hoe hij als zesjarige afscheid nam een buurkindje van vier jaar dat was doodgereden door een vrachtwagen. “Het hoofdje was helemaal met verband omwikkeld, we zagen enkel een handje boven de lakens. De ouders stonden te huilen naast het bedje. Die avond hadden we een intens gesprek met onze ouders en we kregen heel uitzonderlijk een tas warme chocomelk. Toen mijn moeder op 63-jarige leeftijd ging sterven, zei ze: “Goed dat jij psychologie hebt gestudeerd, zodat je over dood rustig kan praten”. Ik zei: mama, denk jij dat ze je dat leren in psychologie? Ik heb dat hier thuis geleerd. En ze legde uit: “De huisarts had aan alle gezinnen gezegd: ga je met je kinderen afscheid nemen, want zij moeten morgen langs diezelfde straat weer naar school. Hoe moeten die kinderen dat verstaan, als ze dat niet hebben gezien? En denk eens na, zei hij, wat je thuis met je kinderen doet als je een warme sfeer wil creëren en neem de tijd om naar je kinderen te luisteren”. Een boodschap van een huisarts, zoveel jaar geleden. Wie zou er vandaag nog met vier kinderen tussen 3 en 7 jaar oud een groet gaan brengen aan een overleden kindje?”
Als je de deuren wil openen voor kinderen met verdriet moet je een sleutelbos op zak hebben met vier sleutels. De eerste sleutel is: luister naar kinderen. Wat vaak niet gebeurt, want mensen zijn zo met zichzelf bezig en ze vergeten te luisteren naar kinderen. Tweede sleutel: correcte informatie geven. Ook dit gebeurt vaak niet. Derde sleutel: omring ze met warmte en genegenheid. En de vierde sleutel: herinneringen levendig bewaren.
Heel vaak vindt men dat men kinderen moet beschermen tegen verdriet. Maar dan laat men hen vaak in eenzaamheid hun verdriet afwikkelen. Ze hebben recht op correcte informatie. Zo niet vangen ze brokstukken op en dat kan erger zijn dan de correcte informatie. Manu Keirse maakt dit met een hard voorbeeld duidelijk. Een meisje van vijf jaar en half vraagt aan mama: “Kan je zo slapen?” En ze maakt een rechtopstaande beweging. Ze was dat al maanden op allerlei manieren aan het proberen, maar het lukte niet. Ze vraagt aan mama: als jij gaat slapen ben je dan recht of lig je? Ik lig. En papa? Ook zo. Het kind kijkt verbaasd: maar toen papa voor altijd is gaan slapen, sliep hij toch recht? Men heeft het kind nooit verteld dat de papa zich tien maanden daarvoor had opgehangen, maar het heeft brokstukken opgevangen en was er heel alleen mee bezig.
De pijn van het verlies ervaren
Je kan geen verlies overleven zonder pijn te ervaren. Alles wat men doet om die pijn te vermijden, is het rouwproces verlengen. En alles wat gebeurt, doet pijn: de zondagavonden omdat ze dan gezellig samen waren, de lege stoel aan tafel, de eerste keer Kerstmis, Nieuwjaar, Vaderdag, Moederdag, de eerste schooldag voor ouders wiens kind is gestorven, het eerste sneeuwvlokje in de tuin, … Het kan in alle hevigheid de pijn van het verlies naar buiten roepen. Die pijn komt naar buiten in lichamelijke pijnscheuten, die je overal in je lichaam kan voelen. Die pijn komt naar buiten in golven van verdriet en in gebrekkige concentratie en extreme vermoeidheid. De pijn komt naar buiten in schuldgevoelens en in schaamtegevoelens, in boosheid en prikkelbaarheid.
Heel vaak durven mensen het verlies niet meer vernoemen, omdat ze bang zijn om de pijn aan te raken. Maar je helpt als je die pijn wel durft aanraken, als je mensen het gevoel geeft dat al die reacties en emoties normaal gedrag zijn van normale levenslustige mensen.
Met boosheid hebben we het vaak heel moeilijk, want het zijn de meest dierbare mensen die de boosheid moeten incasseren. Mensen reageren dan: “ik dacht dat wij een betere relatie hadden, maar we hebben het zo moeilijk met elkaar”. Of men zegt: “Je moet niet zo boos worden, ik kan er ook niets aan veranderen”. De enige adequate reactie op die boosheid is: vertel eens wat je op dit moment zo moeilijk valt? Dan zie je de boosheid meteen zakken.
Schuldgevoelens zijn ook moeilijk. “Had ik gisteren een uur langer bij mijn moeder gebleven in het woonzorgcentrum, dan was ik erbij geweest als ze gestorven was.” “Had ik mijn kind maar met zijn fiets naar school laten gaan, dan was hij niet verongelukt.” Mensen zeggen dan: “Je moet je toch niet schuldig voelen, want je kan er niets aan doen”. Maar dan durven ze dat aan niemand meer vertellen. Manu Keirse vertelt dat hij de meeste ouders heeft gezien na de busramp in Sierre, Zwitserland in 2012. Alle ouders zegden: het is mijn schuld. “Voor mij is er een verschil tussen schuld en schuldgevoelens. En ik nodigde hen uit te vertellen over hun schuldgevoelens”.
Schuldgevoelens hebben alles te maken met liefde en met verantwoordelijkheid. Maar het is niet omdat men zich schuldig voelt, dat men ook schuldig is. Dat onderscheid is belangrijk. En ook dat je mensen de kans geeft de schuldgevoelens kwijt te geraken, door die herhaaldelijk opnieuw te mogen uitspreken tegenover mensen die bereid zijn om daarnaar te luisteren. Opgekropte schuldgevoelens zijn levensgevaarlijk, ze kunnen van binnen zitten kolken en woelen, tot ze ontploffen.
Je aanpassen aan de wereld na het verlies
Ook deze derde taak in de rouwarbeid is een moeilijke opdracht, die ook nooit voor twee mensen hetzelfde is. Als drie kinderen hun moeder begraven, betekent de moeder voor elk van de kinderen wat anders en hebben ze niet hetzelfde verdriet. Dat wil niet zeggen dat het voor de ene erger is dan voor de andere. Het is gewoon anders. Er is geen weegschaal om verdriet te wegen.
Het is zoals een vingerafdruk. Iedereen herkent een vingerafdruk, maar geen twee vingerafdrukken zijn ooit gelijk. Hoe kan je dan helpen, als het nooit precies hetzelfde is? Door te luisteren naar het verhaal van mensen. Zo help je hen opnieuw op verhaal komen in het leven. Maar het kan gebeuren dat je na een tijd niemand meer vindt die naar je verhaal luistert, zelfs niet je vrienden.
Opnieuw genieten van het leven en herinneringen levendig bewaren
Opnieuw genieten van het leven is pas de vierde taak. Hoe kan je herinneringen levendig bewaren, wanneer iedereen de herinnering doodzwijgt? Ook hier kan je helpen. Ga naar mensen toe. Mensen durven dat soms niet, omdat ze niet weten wat te zeggen. Daarom beantwoordt Manu Keirse in het laatste hoofdstuk van “Helpen bij verlies en verdriet” drie vragen: Wat kan je zeggen aan mensen in verdriet? Wat kan je schrijven? Wat kan je doen?
De eerste vraag kan je al best meteen vergeten. Want het gaat niet om ‘wat kan je zeggen’, maar wel om: wat zouden die mensen vanuit hun verdriet willen zeggen? Luister naar wat mensen met verdriet te zeggen hebben. Je kan hen uitnodigen iets te vertellen. Niet door te vragen: “Hoe gaat het?” maar iets te zeggen als: “Vertel eens: hoe ben je de voorbij dagen doorgekomen.”
In het boek geeft hij ook zeven gedachten mee om een zinvolle brief te schrijven. Toen zijn jongste dochter hem vroeg wat ze met de klas konden doen voor een lerares wiens moeder werd begraven, raadde hij aan een brief te schrijven. Papa, zei ze, wij zijn 13 jaar, een brief schrijven! Maar ze zette zich met een vriendin tijdens de pauze apart. Ze stelden een tekst op. Iedereen van de klas zette er zijn naam onder en de brief werd met de directie meegegeven. Op het einde van het schooljaar, de laatste les, zei de lerares aan de klas: “Jullie klas zal ik van heel mijn leven nooit meer vergeten, ook al word ik 100 jaar. Ze keek iedereen aan en noemde en ieders naam. De tranen liepen langs haar wangen. Iedereen was ontroerd en we vinden het bijzonder jammer dat we van haar geen les meer gaan krijgen, want na de begrafenis is ze in onze klas een heel ander mens geworden en ieder in onze klas heeft haar zo ontzettend graag.” En dat heeft alles te maken met de manier waarop ze geleerd hebben hun deelneming te betuigen.
Wat kan je doen voor mensen? Ernaartoe gaan en luisteren. En als je aandachtig geluisterd hebt, wat moet je dan doen? Luisteren. En nog eens luisteren. En dan hoor je waar mensen vastlopen in het leven en wat ze moeilijk vinden. Misschien kan je af en toe iets warms brengen om te eten, als mensen de moed niet hebben om te koken: ook dat is warmte brengen. Of bel even aan voor je naar de winkel gaat en vraag: kan ik voor jullie ook iets meebrengen? Misschien kan je mensen iets te lezen geven over verdriet, want kunnen lezen dat wat je meemaakt normaal gedrag is, is vaak een enorme steun.
Manu Keirse besluit dat als onze samenleving meer zou weten over verlies en verdriet, we ook meer leren over liefde en verbondenheid. En dan zouden we echt werken aan een wereld voor morgen, met meer plaats voor verbondenheid tussen mensen, met meer vrede in de wereld, dan er vandaag is.
Geen afscheid kunnen nemen
De eerste vraag uit het publiek gaat over mensen die sterven, net op het moment dat je even bent weggegaan. Dat gebeurt inderdaad. Daarom is het ook belangrijk dat je ervoor zorgt dat je zeker die dingen nog hebt gezegd, die je aan elkaar wil zeggen. Heel vaak proberen mensen elkaar in de laatste periode van het leven vier dingen te zeggen: sorry, ik vergeef je, ik dank je, ik hou van je. Voor kinderen is het van ontzaglijk groot belang te horen van hun ouders of grootouders: ik heb je altijd graag gezien. Dat is een kostbare herinnering, voor het leven. Als een man op zijn sterfbed aan zijn zoon zegt: “Jongen, ik heb nooit geleerd dat te zeggen of te tonen, maar ik wil toch één keer zeggen dat ik je altijd graag heb gezien”, dan heeft die man een kostbaar geschenk gegeven aan de volgende generaties. Mensen in hun laatste dagen helpen om die boodschap te brengen, is veel belangrijker dan er te proberen bij zijn, tot de laatste adem.
Maar dat men bij het sterven niet bij kon zijn, dat is mijn belangrijkste kritiek op het hele coronabeleid. Honderden brieven en mails heb ik hierover ontvangen. Eén voorbeeld. Een vrouw mocht de laatste twee maanden haar ernstig dementerende moeder niet meer gaan bezoeken in het woonzorgcentrum. Ze kon enkel telefoneren, maar doe dat maar eens met iemand die dementerend is. Omdat men vermoedde dat ze door corona besmet werd, kraag het personeel de boodschap zo weinig mogelijk de kamer te betreden. Het eten werd voor haar deur gezet. In die context van eenzaamheid is haar moeder gestorven. Ze moest ook afscheid nemen van een gesloten kist. Maar als je een lichaam niet aanraakt, kan je niet besmet geraken. Dit voorbeeld van angstpandemie heeft men mensen heel veel onrecht aangedaan.
Mensen die niet praten over het levenseinde of verdriet
Een tweede vraag gaat over mensen die met verdriet zitten, die je nabij wil komen, waar je naar wil luisteren, maar ze willen niet vertellen. Wat doe je dan? Manu Keirse herhaalt dat het gaat om aandachtig willen luisteren, maar het kan zijn dat iemand niets kan vertellen. Mensen kunnen enkel vertellen, wat ze op dat moment aankunnen. Het is goed om mensen te kans te geven hun verhaal te vertellen. Maar je moet hen ook de kans geven ervoor te kiezen om niet te praten.
Als je iemand wil begeleiden, ga je mee met het tempo van die persoon en in de richting die die persoon bepaalt. Je kan niet iemand in een bepaalde richting duwen. Het is naast de persoon lopen, zoals die is.
In teksten over palliatieve zorg, leest Manu Keirse ook regelmatig: er zijn zoveel mensen verkeerd gestorven, omdat ze niet hebben kunnen praten over hun levenseinde, over de dood. Maar waarom moeten mensen, die in hun hele leven daar nooit over gepraat hebben, dat op het einde plots wel moeten kunnen?
Mensen mogen hun eigen dood sterven. Mensen sterven vaak zoals ze geleefd hebben. Manu Keirse heeft een professor, die zijn leven lang heeft geroepen, gescholden en getierd op zijn studenten en assistenten, horen schelden en roepen en tieren tegen de dood…
Mensen hun eigen dood laten sterven, wordt soms moeilijk gemaakt omdat men mensen sedeert. Ook in de rouw wordt vaak naar medicatie gegrepen. Men schrijft antidepressiva voor. Maar dan gaat het gesprek nog moeilijker. Dit zal maar veranderen als men tegenover verdriet, onrust, moeilijke dingen in het leven, een andere houding leert aannemen. Hoe meer mensen we kunnen vormen en helpen om kennis op te doen, hoe meer kans er is dat we een humane samenleving kunnen creëren, besluit hij...
Publicaties Manu Keirse
Een handig overzicht van de publicaties van Manu Keirse vind je via deze link van De Standaard Boekhandel: klik hier.
Redactie: Rita Boeren