VII. Het ‘kerkelijk’ (en ander) gebruik van een Bijbelvertaling
Niet elke vertaling van de Bijbel is ook een kerkbijbel. Sommige zijn dat expliciet niet. De Willibrordvertaling van 1975 is een expliciete kerkbijbel, dat wil zeggen een Bijbel die bedoeld is voor gebruik in kerkelijke contexten. De herziene versie (1995) is ook zo bedoeld, maar wordt blijkbaar niet door iedereen op dezelfde manier als ‘kerkbijbel’ ervaren – getuige het beleid van de huidige Nederlandse bisschoppen. Ook de interconfessionele Nieuwe Bijbelvertaling is vanaf het begin bedoeld om een kerkbijbel te worden, met dien verstande dat de onderscheiden participerende kerken vrij zijn om daar wel of niet voor te kiezen.13
Voor de Rooms-Katholieke Kerk ligt de situatie wat anders, omdat er naast de eigen vertalingen ook een liturgische versie van de gekozen Bijbelteksten bestaat. Deze zijn te vinden in het Lectionarium. De Vlaamse bisschoppen hebben ingestemd met een revisie van het bestaande lectionarium voor zon- en feestdagen. Sinds 2017 wordt hieraan gewerkt onder de hoede van het ICL (Interdiocesane Commissie voor Liturgie), en met als participanten de Vlaamse Bijbelstichting en de Bijbeldienst Bisdom Brugge. Het gaat dus niet om een nieuwe liturgische vertaling, maar om een revisie van de bestaande teksten. De eerste resultaten zijn zeer positief verwelkomd door de Vlaamse bisschoppen.
Maar het ‘kerkelijk gebruik’ van Bijbelteksten beperkt zich niet tot de liturgie. We kunnen de volgende andere domeinen omschrijven waarin de Bijbel – als bron van het christelijk geloof – eveneens een rol behoort te spelen:
a. De initiatiecatechese
b. De volwassenencatechese (breed – mystagogische catechese)
c. De catechese voor catechumenen
d. De eerste verkondiging (vooral oraal)
e. De verkondiging in de brede zin van het woord (oraal, en in geschreven teksten)
f. Laagdrempelige initiatiecursussen in de wereld van de Bijbel
g. Bijbelgroepen
h. Leerhuisgroepen
i. Bezinningen allerhande bij christelijke verenigingen
j. Kerkelijk jeugdwerk
k. Christelijke jeugdbewegingen en studentenverenigingen
l. Oecumenische samenkomsten m. Interreligieuze samenkomsten
n. Bijbelwerk in de wereld van de moderne media (internet, websites, facebook enz.)
o. Journalistieke bijdragen (intern en extern).
p. Enz.
Elke situatie vraagt om een overwogen keuze voor een bepaalde Bijbelvertaling. Elke doelgroep vraagt dat eveneens. In een samenkomst met twaalfjarigen zal men bezwaarlijk kiezen voor een literaire Bijbelvertaling. Bij studenten is dat soms dan weer wel mogelijk. Sommige contexten vragen om toegankelijke teksten, laagdrempelig, vanwege de diversiteit van het gehoor en rekening houdend met de mate waarin ter plaatse dingen opgenomen kunnen worden (op een festival is dat anders dan tijdens een openluchtmis en weer anders dan op een schoolbank). Andere contexten vragen dan weer om de vertrouwde liturgische teksten (met keuze voor de teksten van het lectionarium of voor de Willibrordvertaling van 1975).
Heel in het algemeen zal men bij de activiteiten vermeld onder a, b en c kiezen voor de teksten die dicht aanleunen tegen de liturgische teksttraditie, zonder dat men daarin al te krampachtig te werk moet gaan.14
De ‘eerste verkondiging’ vraagt eerder om een missionaire aanpak, en daarin kunnen zowel de Willibrord-95 als de NBV als de BGT een rol spelen. Dit geldt ook voor de ‘verkondiging’ in de brede zin van het woord.
Voor laagdrempelige initiatiecursussen in de wereld van de Bijbel (f) – in toenemende mate een noodzaak, want het abc van de Bijbel verwerft men niet zomaar – kan zowel de BGT als de NBV dienst doen, steeds afhankelijk van de concrete mensen die men voor zich heeft. Het is ook dikwijls een kwestie van aanvoelen wat in de gegeven omstandigheden het beste zal vallen; een en ander hangt ook van de tekstsoort af (narratieve teksten, dan wel poëtische of retorische teksten enz.).
Voor Bijbelgroepen en Leerhuisgroepen (g en h) zal men waarschijnlijk eerder kiezen voor de Willibrord-95 of de NBV, maar ook hier heeft de context een rol te spelen.
Bij verenigingen en jeugdbewegingen (i t/m k) kan men afwisselend zowel kiezen voor Willibrord-95 of NBV of ook voor de BGT. De setting, het onderwerp, de specifieke groep: het kan allemaal meespelen in het maken van een welbepaalde keuze.
Bij oecumenische en interreligieuze samenkomsten (l en m) zal men doorgaans kunnen kiezen voor de interconfessionele Nieuwe Bijbelvertaling.
Bij het gebruik van de Bijbel in moderne media of in de journalistiek (n en o), is de doelgroep weer erg bepalend voor de keuze die men maakt: Willibrord-95, NBV of BGT.
Conclusie: het heeft geen zin om al te krampachtig om te gaan met een voorkeur voor een bepaalde Bijbelvertaling. Voor de Rooms-Katholieke Kerk is het duidelijk dat tijdens liturgische samenkomsten het Lectionarium in principe de vaste waarde is. Het is goed om dat als maatstaf aan te houden.
Voor het overige is soepelheid aangewezen. Het heeft ook een voordeel wanneer men op voorhand reflecteert over de vraag welke Bijbelvertaling in de gegeven omstandigheden (doelpubliek, soort activiteit, tekstsoort, omgevingsfactoren) de beste keuze zou zijn.
Het is zinvol dat een diocesaan beleid stipuleert welke vertalingen dan in aanmerking komen, zoals dus de Willibrord-75, de Willibrord-95, de Nieuwe Bijbelvertaling of de Bijbel in Gewone Taal. Het is ook zinvol dat een dergelijk beleid voorziet in de nodige communicatie om de priesters, diakens, pastorale werkers en kernvrijwilligers vertrouwd te maken met de eigenheid van deze vertalingen, met de mogelijkheden en beperkingen van de inzetbaarheid daarvan.