MALEACHI 3,1-4
Eerste lezing uit de profeet Maleachi 3,1-4
Dit zegt de HEER God:
Ik zend mijn gezant voor Mij uit
Om voor Mij de weg te banen.
En aanstonds treedt dan de HEER zijn heiligdom binnen,
de HEER die gij zoekt, de engel van het verbond,
naar wie gij verlangend uitziet.
Let op, Hij komt, zegt de HEER van de hemelmachten.
Maar wie kan de dag van zijn wederkomst verdragen?
Wie zal er staande blijven, wanneer Hij verschijnt?
Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers.
Hij zet zich neer om het zilver te smelten en zuiveren,
om de levieten te zuiveren en hen, als goud en zilver, te louteren,
zodat zij de HEER weer op de vereiste wijze
offergaven kunnen brengen.
Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de HEER weer behagen,
zoals in het verleden, in de voorbije jaren.
HEBREEËN 2,14-18
Tweede lezing uit de brief aan de Hebreeën
De kinderen van één familie
hebben deel aan hetzelfde vlees en bloed;
daarom heeft Jezus ons bestaan willen delen
om door zijn dood
de vorst van de dood, de duivel, te onttronen
en om hen te bevrijden, die door de vrees voor de dood
heel hun leven aan onvrijheid onderworpen waren.
Want het zijn niet de engelen die Hij zich aantrekt
maar de nakomelingen van Abraham.
Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden,
om als een medelijdend en getrouw hogepriester
hun belangen bij God te behartigen
en de zonden van het volk uit te boeten.
Omdat Hij zelf de proef van het lijden doorstaan heeft,
kan Hij allen helpen die beproefd worden.
LUCAS 2,22-40
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
Toen de tijd aanbrak
waarop Maria en het kind volgens de Wet van Mozes
gereinigd moesten worden,
brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem
om Hem aan de Heer op te dragen,
volgens het voorschrift van de Wet des Heren:
elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht
moet aan de Heer worden toe geheiligd,
en om volgens de bepaling van de Wet des Heren
een offer te brengen,
namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven.
Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon,
een wetgetrouw en vroom man
die Israëls vertroosting verwachtte,
en de heilige Geest rustte op hem.
Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest
dat de dood hem niet zou treffen
voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd.
Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen.
Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten
om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen,
nam Simeon het kind in zijn armen
en verkondigde Gods lof met de woorden:
"Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan:
mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd
dat Gij voor alle volken hebt bereid;
een licht dat voor de heidenen straalt,
een glorie voor uw volk Israël."
Zijn vader en moeder stonden verbaasd
over wat van Hem gezegd werd.
Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit
en hij zei tot Maria, zijn moeder:
"Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël,
tot een teken dat weersproken wordt,
opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden;
en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord."
Er was ook een profetes, Hanna,
een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser.
Zij was hoogbejaard
en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd.
Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar.
Ze verbleef voortdurend in de tempel
en diende God dag en nacht door vasten en gebed.
Op dit ogenblik kwam zij naderbij,
dankte God en sprak over het kind tot allen
die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten.
Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden
keerden zijn naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug.
Het kind groeide op en nam toe in krachten;
het werd vervuld van wijsheid
en de genade Gods rustte op Hem.
Printvriendelijke versie van de lezingen
INGESPROKEN LEZINGEN