Voor een afdruk van de beleidsnota nr. 17 druk hier!
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Art. 1
§ 1. De in deze beleidslijnen vermelde normen van particulier recht gelden uitsluitend voor de permanent diakens, door incardinatie verbonden met het bisdom Antwerpen.
§ 2. De hiernavolgende rechtsnormen worden uitgevaardigd ter aanvulling van de universele normen van het Wetboek van Canoniek Recht, afgekondigd op 25 januari 1983, en van wat in de Algemene Decreten van de Bisschoppenconferentie van België, uitgevaardigd op 26 maart 1985 en 28 oktober 1986, voor de permanent diakens werd bepaald.
Art. 2
§ 1. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald gelden de hiernavolgende normen niet voor degene die zich als tijdelijk diaken voorbereidt op het ontvangen van de priesterwijding.
§ 2. Het statuut van een seminarist die de diakenjding reeds heeft ontvangen, maar nadien geen priesterwijding ontvangt, wordt in overeenstemming met can. 1038, CIC, in ieder afzonderlijk geval door de Bisschop bepaald.
Art. 3 Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, gelden de hier vermelde normen op gelijke wijze voor iedere permanent diaken, ongeacht de voltijdse of deeltijdse uitoefening van toevertrouwde taken of ambten en ongeacht het mogelijke hieraan verbonden financiële statuut.
Hoofdstuk II Bevoegde instellingen en personen
Art. 4
§ 1. Op diocesaan vlak wordt de Bisschop in zijn zorg voor het permanent diaconaat bijgestaan door een diocesane verantwoordelijke en een Diocesane Commissie.
§ 2. De diocesane verantwoordelijke draagt in opdracht van en namens de Bisschop samen met de Diocesane Commissie de algemene verantwoordelijkheid voor het Diaconaat. Hij heeft van daaruit een bijzondere adviestaak naar de Bisschop en de vicarissen toe omtrent het diaconaat, de diakens en de kandidaat-diakens in het bisdom.
Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de opleiding van de kandidaat-diakens neemt hij in het bijzonder, samen met het Diakenteam, de zorg op voor de aanvaarding van kandidaat-diakens, hun aanstelling tot lector en acoliet, wijding en eerste benoeming. Tevens draagt hij samen met het Diakenteam de directe verantwoordelijkheid voor de bijkomende specifieke opleiding van de kandidaat-diakens.
Hij draagt zorg voor de Diocesane Commissie Diaconaat en het Diakenteam. Hij is onder meer lid van de werkgroep nazorg, van de Diocesane Commissie PWW en van de Interdiocesane Commissie van het Diaconaat.
Hij wordt benoemd voor een termijn, door de Bisschop te bepalen.
§ 3. De bevoegdheden en de taken van de Diocesane Commissie zijn de volgende:
- het adviesorgaan vormen voor de Bisschop en meewerken aan het beleid wat betreft het permanent diaconaat;
- de werking behartigen van de Opleidingscommissie voor Pastorale Diensten en van werkgroepen in zoverre zij betrekking heeft op de diakens;
- voorstellen formuleren voor de bevordering van de persoonlijke leefsituaties van de diakens en eventueel ondersteuning bieden via de werkgroep nawerking; voor de werksituaties - op de eerste plaats de zaak van de vicaris - eventueel een brugfunctie vervullen tussen diakens en vicaris;
- de verkiezingen van de diakens en echtgenotes organiseren als leden van de Diocesane Commissie.
Art. 5
§ 1. De Diocesane Commissie bestaat uit leden met een mandaat van onbepaalde duur en leden met een mandaat van bepaalde duur.
§ 2. De leden met een mandaat van onbepaalde duur zijn de diocesane verantwoordelijke van het Diaconaat, de diaken verantwoordelijk voor de specifieke opleiding van de kandidaat-diakens en de diocesane verantwoordelijke PWW.
§ 3. De leden met een mandaat van bepaalde duur zijn minimum vier diakens en twee echtgenotes van diakens, die respectievelijk door de diakens en echtgenotes van diakens worden verkozen en door de Bisschop worden bevestigd.
§ 4. Omwille van hun deskundigheid kunnen door de Bisschop andere personen met een mandaat van bepaalde duur in de Diocesane Commissie benoemd worden.
Art. 6
§ 1. Het mandaat van de leden van bepaalde duur, over wie sprake in art. 5 §3, verstrijkt na 5 jaar; het is evenwel op dezelfde wijze hernieuwbaar voor een aansluitende periode van 5 jaar. Verdere hernieuwing van het mandaat kan alleen na een onderbreking van 5 jaar.
§ 2. Ongeacht een mogelijke aanvraag van het lid zelf, kan de Bisschop steeds een einde stellen aan een mandaat, zowel van onbepaalde duur als van bepaalde duur.
Art. 7 De Diocesane Commissie vergadert ten minste driemaal per jaar.
Art. 8
§ 1. De Diocesane Commissie heeft een Diakenteam voor het dagelijks bestuur. Naast de diocesane verantwoordelijke voor het Diaconaat maken van dit team deel uit: een diaken met een opleidingstaak en twee diakens, lid van de Diocesane Commissie. Deze diakens worden in het team benoemd op voorstel van de diocesane verantwoordelijke.
§ 2. Het Diakenteam neemt de zorg op voor onder meer:
- het samenstellen van de agenda en voorbereiden van de vergaderingen van de Diocesane Commissie;
- het opmaken van een planning voor de jaarwerking;
- het plannen en organiseren van vormingsinitiatieven en bezinningsdagen;
- het stimuleren van de werking van de regionale diakengroepen en het opvolgen van wat er leeft in de diocesane diakengemeenschap;
- het voorbereiden van de kandidaat-diakens op het eerste engagement, op de aanstelling tot lector en acoliet, op de diakenwijding;
- het begeleiden van de kandidaat-diakens naar de 'eerste benoeming' en dit in overleg met het betrokken vicariaat en de pastorale sector waarin zij werkzaam zullen zijn.
§ 3. Het Diakenteam vergadert tenminste eenmaal per maand.
Art. 9 De diocesane diakengemeenschap is opgesplitst in verschillende regionale diakengroepen om kans te geven aan de diakens en hun echtgenotes voor bezinning, uitwisseling, bemoediging en permanente vorming.
Art. 10
§ 1. De Vlaamse Interdiocesane Commissie voor het Permanent Diaconaat, opgericht door de gezamenlijke bisdommen waarin een Kaderwet werd afgekondigd, is verantwoordelijk voor het interdiocesane overleg en de coördinatie van gemeenschappelijke initiatieven met betrekking tot het diaconaat in de Vlaamse bisdommen.
§ 2. De Diocesane Commissie is vertegenwoordigd in de Interdiocesane Commissie door de algemene verantwoordelijke voor het Diaconaat en een diaken en/of echtgenote van een diaken.
Hoofdstuk III Aanvaarding, vorming en begeleiding van kandidaten
Art. 11
§ 1. Kandidaten voor het permanent diaconaat worden toegelaten tot het volgen van de specifieke opleiding bij beslissing van de Bisschop, die zich hiervoor laat bijstaan door een Adviescommissie.
§ 2. Deze Adviescommissie staat de Bisschop bij met betrekking tot het aanvaarden voor het eerste engagement, tot het aanstellen als lector en acoliet, en tot de diakenwijding en de hierbij aansluitende eerste benoeming.
§ 3. Van de Adviescommissie maken tenminste deel uit de diocesane verantwoordelijke voor het Diaconaat en een diaken medeverantwoordelijk voor de specifieke opleiding.
De duur van het mandaat van de leden van deze Adviescommissie wordt door de Bisschop bepaald.
Art. 12 De opleiding van de kandidaat-permanent diaken bevat persoonsvormende, spirituele, theologische en pastorale componenten.
De criteria voor aanvaarding, de opleiding en begeleiding van kandidaat-diakens worden beschreven in het Vademecum voor de kandidaat-diakens.
Hoofdstuk IV Aanvaarding voor diakenwijding en incardinatie in het bisdom
Art. 13
§ 1. Vooraleer de wijding tot diaken wordt toegediend, wordt de kandidaat voor het permanent diaconaat in liturgische vieringen aanvaard en aangesteld tot lector en acoliet, rekening gehouden met de in het universele recht bepaalde minimumtermijnen.
§ 2. Om de diakenwijding te kunnen ontvangen, dient de kandidaat aan volgende vereisten te beantwoorden:
- het 35ste levensjaar voltooid hebben indien hij gehuwd is en het 25ste levensjaar voltooid hebben indien hij ongehuwd is;
- de door de Bisschop opgelegde vorming beëindigd hebben;
- indien hij gehuwd is, de toestemming van de echtgenote verkregen hebben en blijk geven van een stabiel huwelijksleven;
- indien hij niet gehuwd is, publiek de verplichting van het celibaat op zich nemen;
- in het levensonderhoud van zichzelf en zijn gezinsleden kunnen voorzien, tenzij met de Bisschop een bijzondere financiële overeenkomst afgesloten werd;
- bereid zijn de geloofsbelijdenis en eed van trouwe ambtsvervulling af te leggen, zoals voorzien in het universele recht.
§ 3. De uiteindelijke beslissing tot de diakenwijding berust bij de Bisschop, nadat hij de nodige zekerheid heeft verkregen dat aan alle in het recht vermelde vereisten voldaan werd.
Art. 14 Door de diakenwijding wordt een persoon geïncardineerd in zijn bisdom met alle rechten en plichten hieraan verbonden.
Art. 15
§ 1. Bijzondere opdrachten van de diakens zijn:
- met betrekking tot de verkondigingstaak van de Kerk:
het op zich nemen in diaconale geest en inspirerend tot diaconie, van de catechese, de homilie en de predikatie en de andere vormen van de bediening van het woord in samenwerking met de Bisschop, met de priesters en de andere pastorale verantwoordelijken;
- met betrekking tot de heiligingstaak van de Kerk:
- het opnemen van de diaconie van de liefde om recht te doen aan ieder mens, in het bijzonder vanuit Gods voorkeurliefde voor de armen en de verdrukten en ervoor zorgend dat de kerkgemeenschap hierin haar verantwoordelijkheid opneemt;
- het toedienen van het doopsel;
- het behartigen van de huwelijksvoorbereiding en het assisteren bij huwelijken;
- het verlenen van pastorale bijstand aan zieken en stervenden;
- het voorgaan in gebedsdiensten;
- met betrekking tot de bestuurstaak van de Kerk:
- het van rechtswege lid zijn van het pastoraal team in de gemeenschap waarin men benoemd is;
- het dragen van medeverantwoordelijkheid voor het geheel;
- het dragen van hoofdverantwoordelijkheid voor de toevertrouwde deelsectoren.
§ 2, Bijzondere verplichtingen van de diakens zijn:
- de hun toevertrouwde taken en ambten gewetensvol, zorgvuldig en nauwgezet te vervullen;
- het beroepsgeheim zorgvuldig te bewaren;
- deel te nemen aan de activiteiten van bijscholing en voortgezette vorming, voor hen ingericht;
- alle elementen van hun canoniek statuut te aanvaarden en loyaal de richtlijnen te volgen die de Bisschop en andere bevoegde personen met betrekking tot de uitvoering van taken en ambten geven;
- blijvend zorg te dragen voor de eigen geloofsverdieping door een regelmatig sacramenteel leven, lectuur, gebed en bezinning;
- dagelijks de vastgestelde delen uit de liturgie der getijden te bidden;
- tenminste elke drie jaar een retraite te volgen, waarvan vorm en inhoud door de Diocesane Commissie worden bepaald;
- geen politieke mandaten te aanvaarden of actief aandeel te hebben in de leiding van maatschappelijk belangrijke bewegingen, zonder voorafgaand overleg met de bisschop of zijn hiervoor bevoegde vertegenwoordiger;
- indien zij weduwnaar worden, niet opnieuw te huwen.
Art. 16
§ 1, Indien belangrijke veranderingen in het beroepsleven of het gezinsleven een verdere uitoefening van de aan de diaken toevertrouwde functies en taken bijzonder moeilijk of onmogelijk maken, dient hij overleg te plegen met zijn Bisschop.
§ 2, Indien de permanent diaken zich buiten zijn bisdom van incardinatie vestigt, is een verdere uitoefening van kerkelijke taken en ambten elders slechts mogelijk na overleg tussen zijn eigen Bisschop en de Bisschop van het nieuwe domicilie.
Hoofdstuk V Aanvang en beëindiging van een kerkelijk ambt als diaken (*)
Art. 17
§ 1. De toekenning van een kerkelijk ambt geschiedt volgens de bepalingen van can. 146-183 van het Wetboek van Canoniek Recht.
§ 2, De toekenning van een kerkelijk ambt geschiedt voor een periode van bepaalde of onbepaalde duur en schriftelijk; dit geldt eveneens voor elke hernieuwing van een ambt of voor een nieuwe benoeming.
§ 3. Bij elke nieuwe benoeming in een kerkelijk ambt wordt eveneens schriftelijk voorzien in:
- een burgerrechtelijke arbeidsovereenkomst indien het ambt bezoldigd wordt;
- een overeenkomst aangaande een mogelijke kostenvergoeding, zowel voor bezoldigde als onbezoldigde ambten.
§ 4. Indien voor een kerkelijk ambt met bezoldiging de burgerrechtelijk verantwoordelijke werkgever niet de Bisschop is, kan de bovenvermelde arbeidsovereenkomst slechts worden afgesloten na voorlegging van de schriftelijke benoeming door de Bisschop.
§ 5. Bovendien dienen alle permanent diakens bij hun benoeming volledig ingelicht te worden aangaande de wettelijk verplichte schikkingen die genomen werden met het oog op een mogelijke burgerlijke aansprakelijkheid of ongevallen bij de uitoefening van hun taak, ziekte, overlijden, pensioen.
Art. 18 Afwijkingen van het geldende universele of particuliere recht dienen steeds uitdrukkelijk afgesproken en schriftelijk vastgelegd te worden.
Art. 19 De eerste benoeming in een kerkelijk ambt geschiedt na overleg met de in art. 11 vermelde Adviescommissie, met de permanent diaken en zijn echtgenote, en met de pastorale verantwoordelijken van de plaats waar de diaken zijn ambt zal uitoefenen.
Art. 20
§ 1. De beëindiging van een kerkelijk ambt geschiedt volgens de bepalingen van can. 184-196 van het Wetboek van Canoniek Recht.
§ 2, Een permanent diaken kan steeds aan de Bisschop vragen ontheven te worden van een kerkelijk ambt.
§ 3. Ook de Bisschop kan steeds een einde stellen aan de uitoefening van een kerkelijk ambt.
§ 4. Indien voor een kerkelijk ambt met bezoldiging de burgerrechtelijk verantwoordelijke werkgever niet de Bisschop is, brengt de Bisschop de werkgever op de hoogte, die met naleving van alle wettelijke verplichtingen een einde dient te stellen aan de burgerrechtelijke arbeidsovereenkomst.
§ 5. Indien voor een kerkelijk ambt met bezoldiging de diaken zijn bezoldiging verliest, dient de Bisschop te onderzoeken hoe de naleving van can. 281, °3 van het Wetboek van Canoniek Recht verder gewaarborgd blijft.
Hoofdstuk VI Invoering, wijziging, opheffing van deze beleidslijnen
Art. 21 In overeenstemming met de voorschriften van can. 8, § 2 van het Wetboek van Canoniek Recht treedt dit particuliere recht in werking één maand na de datum waarop de Bisschop deze beleidslijnen heeft goedgekeurd.
Art. 22 Tenminste elke vijf jaar zal de Vlaamse Interdiocesane Commissie een vergadering of een gedeelte ervan aan een onderzoek van deze 'kaderwet' wijden en zullen eventuele voorstellen tot verbetering aan de Bisschop worden voorgelegd.
Overgangsbepaling
Art. 23 Ten laatste binnen de termijn van één jaar vanaf de inwerkingtreding van deze beleidslijnen dient de Diocesane Commissie voor het Permanent Diaconaat het statuut te onderzoeken van iedere diaken, reeds geïncardineerd in het bisdom voor de inwerkingtreding van deze beleidslijnen, en de eventueel te nemen maatregelen aan de Bisschop voor te stellen.
31 maart 1995
+ Paul Van den Berghe
Bisschop van Antwerpen
Voetnoot
(*) De term 'kerkelijk ambt' verwijst niet naar het wijdingssacrament, maar wordt hier gebruikt in zijn canonieke betekenis, nl. een taak die op duurzame wijze ingesteld is en tot een geestelijk doel ingeoefend wordt (cfr. can145, §1).