Ik mocht Frans van Kerckhoven leren kennen en met hem samenwerken toen hij in 1983 pastoraal rusthuiswerker werd in het – toen nog – rusthuis De Berk in Meerhout. Om gezondheidsredenen kreeg hij deze opdracht nadat hij vijftien jaar pastoor was in Meerhout-Zittaart.
Frans stond heel dicht bij de mensen voor wie hij herder mocht zijn. Zo deed hij in het rusthuis dagelijks zijn ronde om een babbeltje, een bemoedigend woord, een knipoogje te delen met de bewoners. Iedere dag eindigde die ronde ook in de kapel waar hij alle lief en leed dat hem ter ore was gekomen in de handen van zijn Herder legde. Of je nu gelovig was of niet, wat je overtuiging ook was, Frans maakte voor niemand onderscheid en praatte met iedereen. De bewoners zagen hem dan ook allen graag komen. Ook voor de kleine zustergemeenschap die er aanwezig was, wilde hij herder zijn. Iedere avond bad hij samen met hen het avondgebed om de dag goed neer te leggen, erop vertrouwend dat datgene waartoe hij tijdens de dag niet in geslaagd was door de Heer zelf tot een goed einde werd gebracht.
Frans was een volksmens. Hij stond graag tussen de mensen en was er altijd ‘gère’ bij. Een teerfeest, een geburenfeest, een geboorte, een huwelijk, een overlijden: Frans leende zijn luisterend oor, zijn schouder om op te steunen, zijn gulle lach en vriendschap. In Zittaart richtte hij in volle concilietijd de jongerenwerking op en met de mijnwerkers/brancardiers de Lourdesbedevaarten. Zijn grote devotie tot Onze-Lieve-Vrouw bracht hem ontelbare keren als bedevaarder en begeleider naar Lourdes. Ook stond hij jarenlang paraat als ‘aalmoezenier’ van de gepensioneerden van het arrondissement Turnhout op vakantie in het Domaine de Massembre in Heers-sur-Meuse. Iedere dag vierde hij met hen eucharistie die steevast eindigde met een ‘plezant lieke’, al dan niet begeleid door de flikkerende lichten van de discobar achter hem die de avond voordien niet waren uitgezet. Hij kon er smakelijk om lachen.
Frans was zeker niet de man van grote theorieën, maar nauw aansluitend bij het leven zoals het is, verkondigde hij het evangelie, zoals Jezus dat zelf had gedaan. Hoewel priester geworden in een turbulente en snel veranderende tijd, had hij een rotsvast geloof en vertrouwen in God. Hij wist Jezus heel dicht bij hem en dat sterkte hem tot de laatste dag van zijn leven. Hij besefte zeer goed dat ‘indien God het huis niet bouwt, de bouwers vergeefs bouwen’.
In zijn drieënzestig jaar priesterschap heeft hij in het kerkelijke landschap veel verandering meegemaakt. Hoewel hij soms zijn twijfels had over genomen beslissingen, bleef hij loyaal en een gewaarde confrater in de pastorale ploegen waarin hij meewerkte. Vriendschappen waren echt en hecht en waar hij een helpende hand kon toesteken, deed je zeker niet tevergeefs een beroep op hem. Voor zichzelf kwam het zo nauw niet. De (a)(A)nder kwam altijd op de eerste plaats.
Misschien was zijn grootste verdriet wel het feit dat hij enkele jaren geleden zijn kapel moest achterlaten omwille van de verhuis van de oude naar de nieuwe ‘De Berk’. Hij miste in de nieuwbouw duidelijk een liturgische ruimte. Daarom richtte hij in zijn kamer een huisaltaartje op. Zo kon hij iedere dag dicht bij zijn Herder zijn.
Meermaals liet zijn gezondheid het afweten en kroop hij door het oog van de naald, en telkens verliep het terug op krachten komen moeizamer. De laatste dagen hoefde het voor hem niet meer. Hij wilde niet meer opgenomen worden in het ziekenhuis. Het was genoeg geweest. Op 20 september keerde hij, omringd door zijn familie, terug naar het huis van de Vader waar hij na een mooi, goed en lang leven thuis is mogen komen en waar hij nu voor eeuwig mag zingen: “Mijn herder zijt Gij, o mijn Heer. Aan niets ontbreekt het mij, ik zie nu geen gevaren meer, want in leven en in dood staat Gij mij altijd bij.”
Dank je, Frans, om wie je bent geweest, om wat je hebt mogen betekenen en om zoveel goeds dat je hebt gedaan aan zo veel mensen. A Dieu, tot later, bij God. Het ga je goed, heel goed.
Jos Daems