Oktober wordt een 'buitengewone missiemaand' met als thema 'gedoopt en gezonden'. Bisschop Van Looy laat hierover zijn missiehart spreken.
Op 30 november 1919, kort na de Eerste Wereldoorlog, schreef paus Benedictus XV een brief aan het volk van God over de missieactiviteiten van de Kerk. Honderd jaar later nodigt paus Franciscus de Wereldkerk uit om van oktober 2019 een buitengewone missiemaand te maken. Hij moedigt ons aan om nationaal en diocesaan vorming te organiseren, bedevaarten en vooral gebedsmomenten om de evangelisatie in het licht te stellen.
Alle gedoopten zijn namelijk uitgenodigd om de taak van de evangelisatie ernstig te nemen, niemand ontsnapt aan die opdracht.
Misschien is het in onze tijd nog meer nodig dan honderd jaar geleden. Allerhande ideologieën en socio-politieke belangen hebben vaak tot gevolg dat de christelijke dimensie overschaduwd en zelfs onderdrukt wordt. Hoe kunnen we zelf leven vanuit het Evangelie? En hoe kunnen we het geloofwaardig verkondigen, zonder schroom en met kennis van zaken? Daartoe blijft geloofsvorming zo belangrijk. Die verkondiging moet immers geloofwaardig zijn. Daarom is het goed dat er enerzijds veel aandacht gaat vanuit de geloofsgemeenschap naar de noden van mensen, in het bijzonder van armen en vluchtelingen. Maar het is anderzijds ook noodzakelijk dat we de band blijven leggen met het Evangelie en met ons leven als gedoopten.
De paus geeft ons als motto mee voor deze buitengewone missiemaand: ‘Gedoopt en gezonden, de Kerk van Christus’. We kunnen onze zending niet los denken van het doopsel of andere sacramenten. Zo is het vormsel expliciet een zendingssacrament en in het christelijk huwelijk nemen de echtgenoten de opdracht op zich om de kinderen die God hen schenkt op te voeden tot eerlijke burgers en goede christenen.
Vandaag zijn er geen grenzen meer in de wereld. We hebben allemaal wel kennis genomen van een land of een streek die nieuw is voor ons. Vroeger waren het vooral de missionarissen die op avontuur vertrokken. Voor hen kende het geloof inderdaad geen grenzen. Ze wisten dat de grootste armoede erin bestaat dat mensen het geloof niet kennen en geen weet hebben van de verlossing door Christus. Met het document ‘Ad Gentes’ van Vaticanum II, nu reeds meer dan vijftig jaar geleden, zijn we er ons nog meer van bewust geworden dat de natuur zelf van ons Kerk-zijn missionair is. “Alles moet meer missionair worden,” schrijft paus Franciscus in Evangelii Gaudium (nr.27).
Ik denk dat elke catechist, vormingswerker, diaken of priester kan getuigen dat juist door het Evangelie door te geven het eigen geloof steeds sterker wordt.
Paus Franciscus geeft vier suggesties mee voor de komende maand oktober.
Als eerste noemt hij de persoonlijke ontmoeting met Christus in de eucharistie, in de Schrift en in het persoonlijk en gemeenschappelijk gebed.
Hij vraagt ons ook kennis te nemen van het leven van missionarissen en martelaren die hun leven gaven voor het Evangelie.
Ten derde vraagt hij ons theologische vorming te organiseren rond missie.
Tot slot vraagt hij ons door caritatieve activiteiten missionaire initiatieven te ondersteunen om een missionaire Kerk te ontwikkelen hier en ook in de Wereldkerk.
Heel ons bisdom zou missionair moeten worden. Ieder op zijn of haar plek kan bijdragen tot de verspreiding van het Evangelie. Ieder mens heeft het recht Christus te leren kennen en elke gedoopte heeft de plicht Christus aan de mensen te doen kennen. In elke eucharistieviering in oktober zullen we bidden voor de groei van een missionaire Kerk. Het zou mooi zijn mocht hetzelfde gebeuren in elke vergadering van gelovigen, het liefst na lectuur van een korte Schrifttekst. Ik nodig zeker ook leerkrachten uit om doorheen gebed en informatie over de missionaire kracht van de Kerk, aan kinderen en jongeren de passie voor missie en voor mensen door te geven.