Beste vrienden,
Allerheiligen. Allerzielen. De twee dagen volgen op elkaar. En wel in die volgorde. Was het niet beter omgekeerd geweest? Eerst overlijdt iemand. En daarna stellen we de vraag naar zijn of haar heiligheid? Een definitief bilan. Men zegt wel eens: plaats niemand op een voetstuk voor hij dood is. En dan nog: neem best wat tijd voor je overgaat naar een heiligverklaring. Het is blijkbaar omgekeerd. Allerheiligen wordt gevierd nog voor we onze doden herdenken. En ook daaraan kunnen we betekenis geven. Want misschien gaat het in heiligheid en overlijden over iets anders dan we ons spontaan voor de geest halen. In ieder geval gaat het in beide gevallen op een of andere manier over leven en dood. En voor veel mensen krijgen die twee in deze corona-tijd toch een bijzondere invulling.
Sigmund Freud heeft de bekende Latijnse spreuk “als je vrede wil, bereid dan de oorlog voor” (si vis pacem, para bellum) omgevormd tot “als je leven wil, bereid dan de dood voor” (si vis vitam, para mortem). Dit is een psychologische wijsheid. Je kan niet naar een volgende levensfase overstappen als je niet aanvaardt te sterven aan de vorige. Iemand die geen afstand kan doen van zijn kind-zijn, kan nooit volwassen worden. En daar gaat steeds een rouwproces mee gepaard.
Leven en dood gaan dus samen, hoezeer onze maatschappij ook het ene wil ophemelen en het andere verdoezelen.
De corona rukt veel maskers af. Zeker het masker van de zelfgenoegzaamheid en totale zelfbeschikbaarheid, alsof je alles kan afkopen.
Over-lijden
Ik zou even willen terugkomen op de werkwoorden die wij gebruiken voor het definitief afscheid nemen van het leven: overlijden, sterven en doodgaan. We gebruiken ze door elkaar. Nochtans zijn er belangrijke nuances in die woorden. De meest eenvoudige term is misschien wel: overlijden. Over-lijden. Je gaat definitief over de grens van het lijden. Je zal nooit meer moeten lijden. Maar dat overlijden maakt al deel uit van ons leven. Je zou kunnen zeggen dat iedere vorm van therapie een vorm van over-lijden is. Om over het lijden te geraken, moet je aanvaarden om te overlijden aan bepaalde aspecten waar je affectief erg aan vast zit. En dat is vaak een hele worsteling. We geven Freud groot gelijk.
Doodgaan en sterven
Maar in het licht van Allerheiligen en Allerzielen zou ik het liever even hebben over de twee andere werkwoorden: doodgaan en sterven. Ik zou ze willen onderscheiden van elkaar op een wijze waarop dat waarschijnlijk meestal niet gebeurt. Doodgaan is de dood ondergaan als een fataliteit. Het leven moet nu eenmaal ooit eens ophouden. Niemand ontsnapt eraan. Dat is ieders lot. Bij zelfdoding beslist iemand om die fataliteit vroeger te doen gebeuren.
Ik zou “sterven” begrijpen als een meer menselijke manier van de dood aanvaarden en integreren in het leven. Voor sommige mensen vraagt dat een echte strijd. Dat is de doodstrijd. Tot we onze wapens laten vallen en ons overgeven, liefst als een vorm van vrij loslaten. We zeggen dan “fiat”, het zij zo.
Sterven is een heel persoonlijke daad. Niemand kan het in je plaats doen.
Je kan wel iemand doden, maar hem niet “het sterven aandoen”. De martelaars getuigen daarvan. Ze gaan niet dood voor Christus. Ze sterven voor hem om met hem te verrijzen.
Heiligheid als een vorm van sterven
Het doopsel is sterven en opstaan in Christus. Heiligheid – als beleving van het doopsel tot in zijn verste consequenties – is dus een vorm van sterven om te leven, om zo pas voluit te leven. Het is effectief sterven aan een op zichzelf teruggeplooid ego.
Als de graankorrel niet sterft, dan blijft hij onvruchtbaar; wie zijn leven wil behouden zal het verliezen. Dat zijn evangelische wijsheden.
Doodgaan is van het leven gescheiden worden. Willens nillens. Je moet in staat zijn te sterven om met het leven verzoend te geraken, een leven waar de dood onvermijdelijk deel van uitmaakt. Het is leven in de vrijheid van de kinderen Gods. En daarvoor kunnen we dankbaar zijn.
Dankbaar leven en sterven
In de eucharistieviering horen we altijd het prefatiegebed, dat telkens op dezelfde manier begint. “Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden, zullen wij u danken, altijd en overal, door Christus onze Heer.” We lezen er waarschijnlijk over als een steeds terugkomende formule. Maar als we de laatste zinsneden enigszins anders ordenen, dan horen we misschien beter – en verrassend – de betekenis waar we spontaan niet aan denken. Het luidt zo: “Wij zullen u altijd en overal danken om heil en genezing te vinden”. Dankbaarheid aan God, in alle omstandigheden, welke die ook zijn, heeft een helende betekenis.
We moeten niet wachten om te danken tot we genezen zijn. God danken heeft een genezende waarde.
En iemand die dat doet, doet “recht aan Gods heerlijkheid”. “De glorie van God is de levende mens; het leven van de mens is God te schouwen” (Ireneus). Iemand die zo leeft is een “eucharistisch iemand”. Want eucharistie betekent precies dankzeggen.
En in de mate we eucharistisch zijn – d.w.z. steeds dankend in het leven staan en onszelf geven zoals Jezus dat deed in brood en wijn en nadien op het kruis – zijn we heilig.
Allerheiligen en Allerzielen horen samen
Ja, Allerheiligen en Allerzielen horen samen. Voor we definitief overlijden (over het lijden heen zijn), hebben ze een betekenis binnen ons leven, nu. Heiligheid heeft veel te maken met “versterven”: vrijwillig bepaalde vormen van sterven op zich nemen, door te sterven aan wat het leven in de weg staat. In het verlengde van een menselijke realiteit – denken we maar even terug aan Freud – is dit voor ons vooral een geestelijke realiteit, de wijze waarop Gods Geest ons bevrijdt en voorbereidt op onze eeuwige ontmoeting met Vader, Zoon en Geest. En dat kunnen we meer dan ooit beleven in onze huidige tijd.
Ik wens jullie van harte een zalige hoogdag van Allerheiligen en een intens feest van Allerzielen.
Bisschop Lode
Gent, 26 oktober 2020