« De geest des Heren is over Mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating, om verdrukten te laten gaan in vrijheid…”.
Gezalfd zijn en verdrukten helpen: liturgie en diaconie. Worden de twee niet soms te veel gescheiden van elkaar? We weten wel dat die opsplitsing niet juist is (of er niet zou moeten zijn). Maar geloven we echt dat ze naar elkaar verwijzen, elkaar vooronderstellen?
Niet te scheiden
Voor Jezus betekent gezalfd zijn: gezonden zijn naar armen, gevangenen, blinden, verdrukten …
Jezus staat daarmee in de beste traditie van de Bijbelse profeten als Jesaja. Omwille van Matteüs 25 (een tekst die iedereen kent) denk ik –in deze periode – spontaan aan de mensen die honger lijden en aan het harde oordeel van Mensenzoon: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. Want ik had honger en jullie gaven Mij niet te eten, Ik had dorst en jullie gaven Mij niet te drinken.”
Zusters en broeders, we zien dagelijks beelden van hongersnood. We zien een hongersnood die niet het gevolg is van natuurrampen. Hij is door mensen veroorzaakt. Man made! Een hongersnood die er niet zou moeten zijn, want de vrachtwagens staan voor de poorten met eten voor iedereen. Maar de politieke wil is er niet om druk uit te oefenen op hen die kwaadwillig de deuren gesloten houden. Nog liever mensen massaal doen sterven, de wapenindustrie laten floreren en nutteloze dure projecten uitvoeren dan gewoon het eten dat klaar staat verdelen. En uithongering is niet het enige middel om een volk te vernietigen. Vandaag! Waar zijn de gezalfden? Wie hoort de profeten? Wat betekenen Jezus’ woorden? Maar ook zijn woorden werden toen al niet in dankbaarheid aangenomen (zie Lc 4, 28-29).
De Geest des Heren heeft mij gezalfd en Hij heeft mij gezonden om mensen in nood te helpen. Voor Jezus zijn dat de twee zijden van eenzelfde realiteit. Zalving gaat samen met dienst.
Het “koninkrijk van priesters” waarover het boek Apocalyps spreekt (Apok 1, 6) is dus geen volk dat onverschillig is voor het menselijke lijden.
Het zijn priesters die hun handen vuilmaken in dienstbaarheid. Ze doen het in naam van de Heer en gesterkt door zijn Geest. Ook de apostelen deden aan verkondiging en diaconie tot ze het niet meer klaarspeelden om alles te doen. Dan gingen ze de verkondiging en de diaconie onderscheiden (zie Hand 6, 1-6). Maar de bedoeling was nooit ze te scheiden. Integendeel.
De chrismaviering is de viering waarin we ons het meest expliciet als priesterlijk, dienstbaar volk verzamelen rond de bisschop.
Wij zijn de “kerk van Gent”, het deel van de Kerk dat God geroepen is om hier, in harmonie met de Wereldkerk, te werken aan de opbouw van zijn Rijk.
Binnen enkele dagen zullen we tijdens de paasnacht allen samen onze doopbeloften opnieuw uitspreken. Het doopsel is ons gemeenschappelijk fundament waarop al de rest steunt. Vandaag, in de chrismamis, komt de verscheidenheid tot uiting van de charisma s die samen het ene Lichaam van Christus mee opbouwen. En we bidden voor de priesters en diakens die geroepen en gewijd werden tot een bijzondere dienst.
Het gewijde ambt
Het is vandaag moeilijk geworden om het gewijde ambt goed te begrijpen of uit te leggen. Vandaar trouwens onze uitdrukkelijke vraag aan de Synode waarvan de tweede sessie in Rome doorgaat in oktober 2024 om na te denken over de betekenis van het gewijde ambt:
“Pastorale verantwoordelijkheid wordt niet langer enkel door priesters en diakens gedragen. Onze samenleving heeft grote moeite met een klerikale invulling van het gewijde ambt. (…) We voelen de noodzaak aan om de symbolisch sacramentele aard van het gewijde ambt te herontdekken. De relatie tussen het wijdingssacrament en pastorale (eind)verantwoordelijkheid vraagt om nieuwe precisering. We vragen dat priesters en diakens hun pastorale verantwoordelijkheid steeds meer opnemen binnen teams waarin ook leken hun plaats en taak hebben.” En omgekeerd teams waarin ook priesters en diakens hun plaats hebben.
Als we nu speciaal gaan bidden voor priesters en diakens en als zij precies vandaag hun beloften vernieuwen, waarover hebben we het dan eigenlijk? Iedereen kan toch – onder bepaalde voorwaarden – het Woord verkondigen! Iedereen is toch opgeroepen tot diaconie en concrete dienstbaarheid! We worden inderdaad allen bij het doopsel en het vormsel gezalfd om een woord van hoop te brengen aan diegenen die lijden (dat is onze profetische functie), om onze verantwoordelijkheid te nemen waar het nodig is (onze koninklijke functie) en om door het gebed onze wereld te dragen en voor God te brengen (dat is onze priesterlijke functie). Wat ik hier opsom is “werk voor iedereen”. De vragen die vandaag terecht gesteld worden over de concrete vormgeving van het gewijde ambt mogen niet verhinderen dat we er de meest fundamentele betekenis van in herinnering brengen. Als de actuele urgentie van de Bijbelteksten die we zopas beluisterden voldoende duidelijk is voor iedereen, wat betekent de wijding tot priester en tot diaken dan? Waar ligt de eigenheid?
Een wijding is iets anders dan een benoeming. Een benoeming is een tijdelijke opdracht. Een wijding is een bijzondere en blijvende manier om samen met Jezus verbonden te zijn. Ze is sacramenteel. Dat betekent niet dat wij een rite uitvinden om God naar ons toe te halen, maar wel dat God zichzelf aanwezig stelt in een handeling die de Kerk beschouwt als door Hem ingesteld. In een benoeming word je tijdelijk aangesteld en binnen de Kerk krijg je daar ook vaak een zegening toe. Maar een bisschop, priester en diaken worden “gewijd”. En ze blijven het … voor de rest van hun leven. Het gaat hier niet om een soort magische kracht die de gewijde zou hebben in tegenstelling tot de niet-gewijde. Het gaat ook niet eens om een grotere kwaliteit van geloof of deugdzaamheid. Het is wel een speciale diensttaak waartoe de Kerk in Gods naam roept, want men roept nooit zichzelf!
Vandaar het belang van de bediening van de sacramenten. Ook sacramenten zijn geen magische handelingen. Ze zijn een reële tegenwoordigstelling van God in materiële tekenen en in menselijke woorden. Ook in de manier van verkondigen en van leidinggeven zou die verbondenheid met God en met Christus voelbaar moeten zijn. De priester en de diaken zijn niet noodzakelijk de beste sprekers en ze zijn op zich geen betere managers. Misschien zelfs omgekeerd. Daarom hebben ze er alle belang bij samen te werken met hen die het goed of beter kunnen door hun charisma of vorming.
Het gaat tenslotte niet om de talenten van de persoon in het gewijde ambt, maar om de verwijzing naar God zelf.
De eerste zorg van de gewijde priester of diaken is niet: “doe ik het goed genoeg?”; maar: “ziet men doorheen mijn eigen persoon (inclusief mijn armoede) God aan het werk?” We zitten hier niet op het niveau van de competenties, maar op het niveau van het geloof. Natuurlijk is de diaken- en priestervorming van groot belang. Een tekort aan voorbereiding kan veel kwaad berokkenen. Maar het spreken over wijding en gezalfd worden krijgt maar zin in een gelovige context die de verwijzing naar Christus en God niet vergeet. Sinds ons doopsel zijn we allen gezalfd. Maar sommigen worden geroepen tot een specifieke diensttaak. Daartoe behoren de bisschops-, de diaken- en de priesterwijding. Vandaag bidden we voor hen die zo’n speciale bediening hebben in de Kerk opdat ze met moed en overtuiging de Blijde Boodschap verkondigen, de sacramenten bedienen en leiding geven op de plaats die hen gegeven wordt.
Eén in de liefde
Zusters en broeders, laten we vandaag de verscheidenheid aan roepingen koesteren. Laat ons niet alleen dankbaar zijn voor de roeping die ieder van ons heeft als gedoopte, maar ook dankbaar voor de verscheiden roeping die anderen hebben, waardoor we allen samen, het Lichaam van Christus vormen. Paulus zegt: “God heeft alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals Hij dat wilde. (…) U bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.” (1Kor 12, 18.27). Laat ons bij dat alles niet vergeten dat de hoogste gave, de voortreffelijkste gave die we allen gemeenschappelijk hebben de liefde is (zie 1 Kor 13). “Die diepste roeping van de Kerk is niet een religieuze service op maat van wie dat vraagt, maar ‘laten proeven’ van God, een plaats zijn waar mensen helemaal ‘ondergedompeld’ kunnen worden in gelovig leven.” (Leidraad voor de uitwerking van een geactualiseerd pastoraal plan 2025-2031). Mogen wij steeds meer een gemeenschap worden waarin Gods aanwezigheid ervaren wordt door onze liefhebbende relaties en dienstbaarheid. Die liefde die we de volgende dagen met zoveel intensiteit zullen zien, bewonderen en meebeleven.