De zusters Arme Claren Coletienen van het Monasterium Bethlehem die hun klooster aan het Sint-Elisabethplein in Gent verlaten, verhuizen naar Lokeren waar ze aansluiten bij de kloostergemeenschap van de zusters van de Heilige Engelen. Daarmee komt na 600 jaar een einde aan hun biddende aanwezigheid in onze stad en na het vertrek eerder van de zusters Capucienessen en de zusters Karmelietessen komt zo een einde aan het vrouwelijke contemplatieve religieuze leven in Gent.
(Op de foto bovenaan, van links naar rechts: Z.M. Stephanie, Z.M. Pia, Z.M. Cecilia, Z.M. Agnes, Z.M. Saskia, Z.M. Amata)
Een bewogen geschiedenis
De Franciscaanse spiritualiteit deed haar intrede in de Arteveldestad bij de oprichting van een klooster van de Minderbroeders die voor het eerst in Gent vermeld worden in een oorkonde uit 1226. In de daaropvolgende eeuwen volgde de stichting van kloostergemeenschappen voor vrouwen die de Franciscaanse spiritualiteit aannamen: Grauwzusters (14de eeuw-1794), Rijke Claren (1648-1794), Capucienessen (1673- ), Grauwzusters Penitenten (1582-1793), …
Colette Boylet, de heilige Coleta
Het klooster ‘Arme Claren of Clarissen Coletienen van het Monasterium Bethlehem’ werd opgericht in 1427. Vooraanstaande Gentse burgers zoals Daniël van Vaernewyck, Jan de Ouze en leden van de familie Halewijn, vroegen de hervormster van de Clarissenorde, Colette Boylet (de latere heilige Coleta) om in Gent een Clarissenklooster op te richten. Paus Martinus V keurde op 26 juni 1427 die stichting goed en Helena Schappers, weduwe van Jan Van den Voerhoute, schonk een perceel grond in de Goudstraat in Gent om een klooster te bouwen terwijl de gezusters Barbara en Helena Van Halewijn de nodige sommen geld ter beschikking stelden voor de bouw van het klooster tussen de Goudstraat en de Minnemeers. Filips de Goede, hertog van Bourgondië, en zijn echtgenote Isabelle van Portugal verleenden hun steun aan het initiatief door het bij Colette Boylet aan te bevelen. De schepenen van de stad Gent keurden de oprichting van het klooster goed op 4 augustus 1428.
Het klooster, waarvoor Colette zelf de plannen tekende, werd gebouwd in 1440 en op 3 augustus 1442 kwam Colette naar Gent om met een aantal religieuzen uit de kloosters van Auxerre, Poligny en Hesdin het nieuwe klooster te betrekken.
Vanuit Gent ontstonden nieuwe stichtingen: Pont-à-Mousson (Frankrijk - 1147), Arras (Frankrijk - 1456), Antwerpen (1461), Luik (1474), Brugge (1479), Cambrai (Frankrijk - 1496), Mechelen (1500), Ieper (1594), Doornik (1628).
Coleta bezocht geregeld alle kloosters die zij onder haar hoede had. Op 4 december 1446 was ze opnieuw in Gent waar ze stierf op 6 maart 1447. Ze werd op het kloosterkerkhof begraven. In 1492 werd ze ontgraven en herbegraven in een loden kist die in een grafkelder werd geplaatst. Bij haar zaligverklaring in 1536 werd ze opnieuw in een andere loden kist geplaatst en werd de kloosterkapel aan haar toegewijd.