De telefoon gaat. Iemand vertelt me dat haar moeder opgenomen wordt in het ziekenhuis. Waarschijnlijk zal ze nadien naar een woonzorgcentrum gaan. We zullen haar dus niet langer elke week in de eucharistie zien, maar als iemand af en toe zou willen langsgaan, dan hoeft misschien de band met de parochie niet helemaal verloren te gaan? Ik noteer haar en haar moeders naam, Francine, het ziekenhuis waar ze wordt opgenomen en vraag haar me op de hoogte te houden als duidelijk wordt op welke kamer ze ligt, hoelang ze er zou moeten verblijven en waar ze nadien zal wonen. Ik vertel haar dat we een bezoekersgroep in de parochie hebben en dat ik de vraag zal doorgeven, maar pols ook of ze graag heeft dat ik even contact opneem met de pastor in het ziekenhuis. Later zou ik ook contact kunnen opnemen met iemand van de pastorale dienst in het woonzorgcentrum. Dat mag zeker, zegt ze, maar toch hoor ik in haar stem dat de band met de parochie veel betekent voor haar moeder, ze hoopt dat het toch mogelijk zal zijn dat haar moeder af en toe iemand van de parochie ziet. Later zal Mieke haar regelmatig eens bezoeken. Het bezoek doet deugd, ook omdat Francine Mieke kent van toen ze nog elke zondag naar de kerk ging en omdat Francine met haar makkelijk kan praten over de steun die ze in haar geloof, en in Maria – haar beeldje staat waar ze het goed kan zien - vindt. Op speciale feestdagen neemt Mieke een kaartje mee uit de eucharistieviering en vertelt ze hoe in de viering ook voor de bewoners gebeden is. Het is er zelfs al eens van gekomen dat de bewoners van het woonzorgcentrum uitgenodigd werden in een viering in de parochiekerk, met de hulp van vrijwilligers, en Francine was er in de rolstoel bij geweest. Je kon toen zien dat het haar deugd deed, ook al maakte het haar wat emotioneel…
---
Af en toe komt Mari naar de kerk, de deur staat open tijdens de week. Soms gaat ze naar een viering, schoorvoetend komt ze dan binnen. Maar maandelijks gaat ze naar wat ze de presentieplek noemen, voor een tas koffie en een goede babbel, soms ook over de diepere dingen, over geloof, over hoe het haar helpt omgaan met haar depressie. Voor haar depressie werd ze een tijdje opgenomen. In het psychiatrisch ziekenhuis was ze blij dat er een pastoraal werker was met wie ze ook over die diepere dingen kon praten, met wie ze haar zoeken naar God, die ze soms vond en dan weer kwijt leek te zijn, kon delen. Toen ze terug naar huis kon, had ze met de pastor haar zorgen gedeeld, dat ze opnieuw alleen zou staan, dat ze de deugddoende gesprekken zou missen, dat ze schrik had opnieuw haar depressie te moeten wegsteken en niemand te hebben bij wie ze zich veilig genoeg zou voelen om zichzelf te zijn en te durven spreken over haar moeilijkheden, haar zoektocht naar God, haar hoop voor de toekomst. Maar de pastor had haar in contact gebracht met iemand van de parochie en via hem had ze nu iemand die haar meenam naar de bijeenkomsten op de presentieplek, iemand met wie het klikte, en die haar het vertrouwen gaf om zich te beginnen thuisvoelen in de parochie en meer en meer deel te nemen.
---
‘Dat jonge volk hier in huis, dat doet deugd,’ zei Wilfried. De jongeren zwermden terug naar buiten, sommigen wuifden nog even terug. Zonet was het catechesemoment afgelopen dat ze samen met de bewoners die er interesse voor hadden, hadden bijgewoond. Ze hadden bij toch wel serieuze vragen stil gestaan en hij had met enkele van hen kunnen spreken, hen vertellen wat hij in zijn eigen leven had geleerd over dienstbaarheid. Ze hadden met interesse geluisterd en hij had met interesse gekeken naar de tekeningen die ze maakten rond het onderwerp. Zelf tekenen dat ging voor hem niet meer, maar het was voor hem genoeg het jonge volkje bezig te zien. Dat hij van zijn eigen levenservaringen en geloof had kunnen vertellen en hun geïnteresseerde blikken had kunnen zien, was een mooie bonus geweest. En ze bleven welkom, als ze nog eens zin hadden in een babbel, na school of zo…
---
In de rouwgroep vertelde Jaak over het heel moeilijke maar ook heel mooie moment waarop de ziekenzalving was toegediend aan zijn vrouw en hoe de pastor in het ziekenhuis hem had bijgestaan in het waken bij haar tijdens haar laatste uren. Hij had, toen ze plots opgenomen moest worden, het aan de diaken verteld en die had hem verteld over de pastorale dienst in het ziekenhuis en wat ze voor hen konden doen. De pastor had hem vervolgens meer over de rouwgroep verteld, iets waarvan hij wist dat het bestond maar van dacht dat dat wel niet iets voor hem zou zijn. Maar kijk nu was hij er toch.
---
Sinds een jaartje ben ik lid van een bijbelleesgroep. Omdat ik blind ben en het dus meer van horen en voelen moet hebben, vallen me soms andere dingen op in hoe Jezus naar de mensen toe gaat. Ik voel soms dat als ik iets zeg, er bij de anderen ‘een belletje gaat rinkelen’. En ook naar mij toe is er veel minder gêne. We hebben zelfs al eens een bijeenkomst gehad bij mij thuis. En ik weet, als ik hulp nodig heb, ik kan ook iemand van hen bellen.