Zutendaal behoorde aanvankelijk aan het stift van Munsterbilzen en werd in 1304, door de graven Van Loon, geschonken aan de abdij van Averbode.
Vermoedelijk werd, op de plaats waar de huidige kerk nu nog staat, vóór de veertiende eeuw een kapel gebouwd, eerst in hout en daarna in steen. De halfronde apsis zou hiervan een historisch bewijs kunnen zijn. Zeker is het echter niet. Volgens oude overleveringen zou men een kerk of kapel gewild hebben aan de Mandel, daar er ’s nachts het werk van de vorige dag weer werd afgebroken zou men hierin een Gods-teken gezien hebben om de kerk of kapel te bouwen op de huidige plaats.
De eerste betrouwbare informatie dateert uit 1310, bij het overlijden van pastoor Petrus, toen pastoor Arnoldus werd benoemd. Deze laatste pastoor zou begonnen zijn met het bouwen van de kerk met middenbeuk, verdeeld in vier traveeën, van de zijbeuken gescheiden door achtkantige mergelzuilen. De houten gewelven waren voorzien van planken. De toren aan de westkant was vierkantig en eveneens opgetrokken in mergelsteen.
Einde veertiende en begin vijftiende eeuw werd de kerk aangepast aan de toenmalige gotische bouwstijl. De kroonlijst in de middenbeuk werd opgesmukt met een sierlijke gotische bogenfries. De houten gewelven van het koor werden vervangen door een ribbengewelf in zandsteen. Het voorkoor werd uitgebreid met twee kruisbeuken. Twee nieuwe zijbeuken vergrootte de kerk aanmerkelijk. De toren bevatte nog steeds één galmgat en de hoofdingang. Er werden vijf nieuwe spitsbogige vensters geplaatst; twee in de kruisbeuken en drie in de apsis. Deze van de apsis kregen brandglasschilderingen, voorstellend: de boodschap, de geboorte en de Hemelvaart van Maria.
In 1592 werd de kerk vernield door een brand. De toren, het gotische koor en de muren van de middenbeuk overleefden de ramp. De pastoor Loix en opvolger Sauwen zouden alleen de dringende werken laten uitvoeren. Het zou nog tot 1712 duren vóór de kerk zijn oorspronkelijke staat terugkreeg.
Begin van de achttiende eeuw werden zijbeuken en middenbeuk onder één dak gebracht. De torenspits bestond toen uit twee delen; een basis van ongeveer 45° verval en daarop met kleinere basis een scherpe toren van 75° verval. Vertrekkende van een vierkant werd de spits naar boven toe achtkantig.
Rond 1896 werd de laatste verbouwing uitgevoerd, die de kerk in de huidige toestand bracht. Bij deze ontwikkeling werd de toren bijna geheel ingesloten in de zijbeuken en de ingangsdeur werd dichtgemetseld. Het dak werd vervangen door een zogenaamd ‘tentdak’. De inkomhal onder de toren kreeg een nieuwe functie en de planken van het plafond werden vervangen door een kruisgewelf in zandsteen.
De nieuwe zijbeuken waren breder en kregen een eigen dak, zodat ze gescheiden werden van het schipdak, hierdoor kwamen de hoge vensters terug vrij en brachten terug licht in de middenbeuk. Beide dwarsbeuken, die in de vorige eeuw waren afgebroken, werden weer opgebouwd. Naast het koor werden twee zijkapellen gebouwd, zodat het koor en de dwarsbeuken met elkaar verbonden werden. De zolderingen werden met een planken beschot afgewerkt, uitgezonderd het koor en de ruimte onder de toren.
Aan oppervlakte nam de kerk toe, maar de hoogte werd niet aangepast, zodat de gotische harmonie verbroken was. Aan de buitenzijde deden de spitse daken van de zijbeuken afbreuk aan de vroegere bouwtrant, maar ze gaven de kerk van Zutendaal wel een herkenbare stijl.
Meer gedetailleerde gegevens kan u terugvinden bij de heemkundige kring te Zutendaal.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.