Het verhaal
Jaren later hadden Abraham en Sara hun tentenkamp weer opgeslagen bij de eik van Mamre. Ze waren bezig met het gewone werk van elke dag: de dieren verzorgen, eten koken, water halen. Op het heetst van de dag zat Abraham even te rusten. Opeens stonden er drie mannen bij de ingang van de tent. Abraham had ze niet zien aankomen.
Abraham sprong meteen op. Gastvrij zijn was heel belangrijk in zijn familie. Hij begroette de mannen en heette hen welkom. ‘Blijf toch even rusten onder de boom’, zei hij. ‘Ik zal water halen en brood. U kunt ook uw voeten wassen.’
Snel liep hij de tent binnen. ‘Gauw, Sara, bak drie koeken van fijn meel voor onze gasten!’ Voordat Sara kon antwoorden, liep hij alweer naar buiten, naar de kudde. Even later kwam hij terug met een mals kalf, dat hij aan zijn knecht Eliëzer gaf om klaar te maken.
Toen alles klaar was, bracht hij melk, het gebraden vlees en de koeken naar de drie mannen en bleef bij hen terwijl ze aten. Sara keek naar hen door een smalle spleet in het tentzeil. Er was iets vreemds met die mannen, maar ze wist niet wat.
Een van hen vroeg opeens aan Abraham: ‘Waar is uw vrouw, Sara?’ Hoe kende die man haar naam?
‘Daar, in de tent’, antwoordde Abraham.
‘Over een jaar kom ik weer bij u terug’, ging de man verder. ‘Dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben.’
Sara schoot in de lach, ze kon het niet helpen. Al die jaren had ze zitten wachten op een kind, maar daar was ze mee opgehouden. Al een hele tijd kreeg ze geen bloedingen meer elke maand en ze wist dat haar tijd om kinderen te krijgen voorbij was. Haar vel zat vol rimpels en haar rug deed vaak pijn en ook Abraham was niet meer van de jongsten. En nu beweerde die man, dat ze op hun oude dag nog een kind zouden krijgen! Ze kon er niets aan doen, daar moest ze echt wel om lachen.
De man had haar gehoord. ‘Waarom lacht Sara?’ vroeg hij. ‘Gelooft ze niet dat God haar nog een kind kan laten krijgen? Ik meen het echt: over een jaar zal ze een zoon hebben.’
Boos en verlegen stak Sara haar hoofd naar buiten. ‘Ik heb niet gelachen!’ loog ze.
‘Jawel, je hebt wel gelachen’, glimlachte de man. ‘Je hebt gelachen omdat je het niet kunt geloven. Maar volgend jaar zul je lachen van geluk.’
Sara lachte niet meer. Stel je eens voor dat het waar zou zijn, dacht ze. Ook al kon het natuurlijk niet. Dan zou ze nooit meer ophouden met lachen.
Naar Genesis 18,1-15
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 12-13.
Denkvraag
Waarom kun je allemaal lachen? Wat is een fijne lach? Wat niet?
Doe-tip
Abraham zorgt heel goed voor zijn gasten. Zorg eens heel goed voor iemand die bij jou thuis op bezoek komt. Doe de deur open en zeg dat ze welkom zijn. Hang hun jas op en nodig hen uit om te gaan zitten. Zorg dat ze gemakkelijk zitten. Vraag of ze iets willen drinken of eten. Luister naar wat ze vertellen.
Gebed
Lieve God,
wat zou het fijn zijn
als jij zo bij ons op bezoek zou komen.
We zouden je goed verzorgen
en luisteren naar wat je ons zou vertellen.
Maar jij woont al in ons hart
en dus ben je altijd bij ons.
Altijd onze gast, naar wie wij willen luisteren.
Amen.