Het verhaal
Maandenlang hadden David en zijn mannen voor vrede gezorgd in de streek. Iedereen was veilig en beschermd tegen invallen. Zelf hadden zijn mannen zich voorbeeldig gedragen. Die rijke stinker van een Nabal met zijn kudden van wel drieduizend schapen was aan hen zelfs niet één lammetje kwijtgeraakt. Gisteren waren de mannen van David naar hem toe gegaan. Nabal was in Karmel om er het schapenscheerdersfeest te vieren met zijn knechten. David had ze in zijn naam laten vragen om voedsel, zodat hij en zijn mannen ook eens feest konden vieren na al die maanden van hard werk en een riskant leven.
‘David? Nooit van gehoord!’ antwoordde Nabal. ‘Denk je dat ik aan elke onbekende mijn kostbare voedsel ga uitdelen?’ En hij had zich lachend omgekeerd. De mannen van David waren onverrichterzake teruggekomen.
‘Kom mee, we zullen die gek van een Nabal eens een lesje leren!’ riep David naar zijn mannen. Ze gingen meteen op pad over de bergpas naar Karmel. ‘Wat denkt die kerel wel?’ foeterde David. ‘Ik zal hem voor eens en voor altijd laten merken wie er hier de baas is. Er zal bloed vloeien in zijn huis!’ Hij versnelde het tempo nog zodat zelfs Joab moeite had om hem bij te houden. Ze kwamen aan bij een scherpe bocht in het pad. Bijna botste David op een tegenligger: een vrouw op een ezel. Achter haar reden mannen met zwaarbeladen muildieren. Zodra de vrouw David zag, sprong ze op de grond en ging op haar knieën voor hem zitten.
‘Luister alstublieft naar mij, heer David!’ riep ze uit. ‘Mijn man Nabal is een dwaas. Ik wil goedmaken wat hij verkeerd heeft gedaan. Neem deze geschenken van mij aan voor uw mannen.’ Ze wees naar de zakken wijn, en de pakken met broden, gedroogd vlees en vijgen. ‘Het is voor iedereen behalve voor mijn domme man duidelijk dat u de koning van Israël zult worden. Daarom heeft God mij naar u toegestuurd, om ervoor te zorgen dat u geen onschuldige mensen zou vermoorden. Een koning kan toch geen moordenaar zijn! Uw leven lang mag er geen spoor van kwaad bij u te vinden zijn.’
‘Dat is Abigaïl, de vrouw van Nabal’, fluisterde Joab in zijn oor. ‘Een knappe vrouw, hè?’
‘Ze is niet alleen knap, maar ook heel slim’, fluisterde David terug.
David liep naar Abigaïl toe en reikte haar de hand. ‘Het is goed dat je gekomen bent’, zei hij. ‘Anders had ik gegarandeerd een bloedbad aangericht in je huis. Je hebt me behoed om iets onvergeeflijks te doen. Het moet vast God zijn die je gestuurd heeft!’
Abigaïl boog even en zei: ‘Ik bid dat het steentje van uw leven veilig geborgen mag zijn in de buidel waarin God de mensenlevens bewaart.’ Daarna ging ze naar huis, en David en zijn mannen gingen terug naar het kamp, waar ze feest vierden met het voedsel van Abigaïl.Pas later hoorde David dat Nabal niets wist van wat zijn vrouw ondernomen had. Toen Nabal het hoorde, werd hij zo kwaad dat hij een beroerte kreeg. Tien dagen later stierf hij. De rouwtijd was nu bijna voorbij. David wilde Abigaïl vragen om zijn vrouw te worden. Haar beeld was al die tijd in zijn hoofd blijven zitten: zoals ze daar voor hem stond en met de moed der wanhoop vocht voor het leven van haar familie. Zo’n vrouw aan zijn zijde, die hem op tijd en stond zou behoeden voor stommiteiten, kon hij wel gebruiken. Hij hoopte dat ze ja zou zeggen.
Naar 1 Samuël 25
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 68-69.
Denkvraag
Heb jij ooit weleens iemand tegengehouden om iets stoms te doen? Of heeft iemand jou weleens tegengehouden? Vertel erover.
Doe-tip
Schrijf alle rollen van dit verhaal op aparte papiertjes: David, Joab, Nabal, Abigaïl en iemand die soldaat speelt. Speel het verhaal samen na. Na afloop gaat elk personage op een stoel in het midden zitten. De groep mag vragen stellen over hoe het was om dit personage te zijn: hoe voelde je je? Was je verrast? Was je bang? Was je boos? Was je dankbaar? Wat was moeilijk in jouw rol?
Gebed
Lieve God,
We doen allemaal weleens domme dingen.
Omdat we boos zijn en vinden dat we gelijk hebben.
Omdat we niet lang genoeg nadenken.
Geef ons goede vrienden die ons dan tegenhouden
en ons vragen om even na te denken.
Ze helpen ons om een beter mens te zijn.
Help ons ook om zelf zulke vrienden te zijn.
Amen.