Het verhaal
‘Dan! Kom eens hier!’ De stem van zijn vader Eliëzer haalde Dan uit een wilde achtervolging met zijn vrienden. Boos keek Dan naar de lucht, waar de ondergaande zon roodachtige sluierstrepen toverde. Moest hij nu al naar bed? Langzaam slenterde hij naar de tent. Hij hoorde het geluid van schalen. Zijn moeder maakte vast al iets klaar voor morgen.
Binnen zat zijn vader hem op te wachten. ‘Kom even bij me zitten’, zei hij.
Dan keek zijn moeder vragend aan, maar ze knipoogde tegen hem over haar schouder. Blijkbaar moest hij nergens bang voor zijn. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd en liet zich tegenover zijn vader op de grond zakken.
‘Onze meester Abraham stuurt mij op reis’, begon Eliëzer meteen. ‘Ik moet naar het land waar we lang geleden vandaan zijn gekomen, nog voordat jij geboren was. Daar moet ik een vrouw zoeken voor zijn zoon Isaak.’
‘Waarom trouwt hij niet met een meisje van hier?’ vroeg Dan verwonderd. Hij had als hij met zijn vader mee achter het vee aanging al groepen meisjes uit andere dorpen ontmoet. Sommigen waren heel knap. Niet dat het hem zoveel interesseerde, nu nog niet tenminste. Later misschien…
‘Abraham wil voor zijn zoon natuurlijk een vrouw die leeft zoals wij’, kwam zijn moeder tussen. ‘Die eten kookt zoals wij dat doen en niet zoals die vrouwen van hier. Zeker nu Sara er niet meer is om haar schoondochter op te leiden.’
Dan knikte. Hij herinnerde zich Sara, de moeder van Isaak nog goed. Trots als een koningin liep ze over de kampplaats, ook al was ze stokoud. Vorige winter was ze gestorven.
‘Ik ga met tien kamelen’, ging zijn vader verder. ‘We nemen een heleboel geschenken mee. Ruben en Lamech gaan mee om te helpen. En ik heb ook nog een kamelenknechtje nodig…’
Dan sprong op en verslikte zich bijna in zijn speeksel. ‘Ik!’ riep hij uit. ‘Ik wil heel graag mee! Ik zal alles doen wat u zegt en elke dag het eerst opstaan en…’
‘Stop maar’, lachte zijn vader. ‘Ik zal je eraan helpen denken. Je bent eigenlijk nog wat jong, maar als je goed je best doet, moet het lukken. Morgen beginnen we met de voorbereidingen, want over vijf dagen vertrekken we.’
Zijn moeder streek over Dans haren. ‘Zul je voorzichtig zijn? En ’s avonds niet op eigen houtje gaan rondzwerven?’
Dan duwde zijn gezicht in haar rok. ‘Ik pas wel op.’
Later toen hij op zijn slaapmat lag, hoorde hij zijn vader en zijn moeder praten.
‘Wat als je daar geen meisje vindt voor Isaak?’ vroeg zijn moeder. ‘Of als ze niet wil weggaan van haar familie? Moet je Isaak dan naar daar brengen?’
‘Dat in geen geval’, antwoordde Eliëzer. ‘Isaak moet in dit land blijven, het land dat God aan Abraham heeft beloofd. Als geen enkel meisje met me mee wil gaan, ben ik ontslagen van mijn belofte. Maar Abraham heeft God gebeden om mij te helpen, dus wie weet komt het goed.’
Dan was de tel van de dagen kwijtgeraakt, zo lang trokken ze nu al door de woestijn. Het was vermoeiend en eentonig. Zijn vader kwam naast hem rijden. ‘Kijk daar eens, Dan’, wees hij. In de verte zag Dan een paar palmbomen, en daarachter enkele huizen. ‘Dat is de stad Haran, waar Abrahams familie woont’, zei Eliëzer. ‘Over een paar uur zijn we er.’
De stad kwam langzaam dichterbij en Dan zag dat er veel meer huizen stonden dan hij eerst had gedacht. Bij de palmbomen was een bron met een put, waar de herders hun kudden lieten drinken en waar de vrouwen uit de stad water kwamen halen. Dan probeerde de huizen te tellen, maar bij vijftig verloor hij de tel. Hoe zouden ze in zo’n grote stad ooit de juiste vrouw voor Isaak vinden? Hij vroeg het aan zijn vader. Eliëzer glimlachte. ‘Ik heb tot God gebeden’, antwoordde hij.
‘Wat heb je dan gevraagd?’ wilde Dan weten.
‘Straks zullen er een heleboel meisjes uit de stad komen om water te putten’, vertelde Eliëzer. ‘Ik heb aan God gevraagd om het meisje dat voor Isaak een goede vrouw zou zijn, te laten opvallen door haar vriendelijkheid. Als ik straks vraag: krijg ik wat water, dan zal zij antwoorden: natuurlijk, meneer, en ik zal ook water ophalen voor uw kamelen. Dan weet ik dat dit de vrouw voor Isaak is.’
Dan zweeg. Hij vond het wel een mooi plannetje van zijn vader, maar hij was bang dat het niet zou werken. Welk meisje zou zomaar water geven aan onbekenden en ook nog aan hun dieren? Zelf praatte hij ook wel eens met God, maar echt zeker dat er iemand luisterde, was hij niet.
Toen ze bij de put kwamen, kwam er net een groep vrouwen uit de stad om water te halen. Ze lachten en praatten met hun kruiken op hun schouder. Ze daalden af naar de bron, vulden hun kruiken en kwamen weer naar boven. Toen sprak Eliëzer een mooi, jong meisje aan: ‘Mag ik alstublieft wat drinken uit uw kruik?’ Zij liet de kruik meteen op haar hand glijden en antwoordde: ‘Drinkt u maar, meneer.’ Toen Eliëzer klaar was, zei ze: ‘Ik zal ook water halen voor uw kamelen, tot ze genoeg gedronken hebben.’ En ze goot haar kruik leeg in de drinkbak voor de kamelen en ging opnieuw naar de put om water te halen. Eliëzer glimlachte naar Dan. Uit de bagage haalde hij twee gouden armbanden, die hij om de polsen van het meisje deed. ‘Vertel me eens wie je bent’, vroeg hij. ‘Ik ben Rebekka, de dochter van Betuël, de zoon van Nachor’, zei ze. ‘Jullie kunnen gerust bij ons komen logeren. We hebben stro en voer voor de dieren en plaats genoeg voor iedereen. Ik loop alvast vooruit, mijn broer zal jullie komen halen.’
Zijn vader lachte breed. ‘Nachor was de broer van Abraham’, zei hij. ‘God heeft ons naar de juiste familie geleid.’ Misschien moet ik toch ook eens wat meer met God praten, dacht Dan. Ik wist niet dat hij zo sterk was…
Ze gingen allemaal mee met Laban, de broer van Rebekka. Meteen werden ze uitgenodigd aan tafel. Eliëzer stond recht. ‘Ik wil eerst iets zeggen’, zei hij. ‘Ik ben de dienaar van Abraham, de broer van Nachor, die hier lang geleden is weggetrokken. Ik kom in zijn opdracht om een vrouw te zoeken voor zijn zoon Isaak.’ Toen vertelde hij hoe hij gebeden had bij de put en hoe zijn gebed verhoord was. Iedereen was opgewonden en blij. Betuël vroeg aan Rebekka: ‘Wil je met deze man meegaan en trouwen met Isaak?’ Rebekka knikte. Eliëzer haalde nog meer geschenken tevoorschijn, gouden en zilveren sieraden en prachtige stoffen om kleren van te maken en deelde ze uit aan de familie van Rebekka. Hij vertelde dat Abraham rijk was geworden. Toen werd er feest gevierd en wijn gedronken. Dan zat het allemaal vanuit een hoekje te bekijken. Tegen het einde van de avond kwam Rebekka naast hem zitten. ‘Wat is Isaak voor iemand?’ vroeg ze. ‘Hoe ziet hij eruit?’ Dan haalde zijn schouders op. ‘Gewoon’, zei hij. Wat kon je daar nu over vertellen? ‘Hij zingt graag’, herinnerde hij zich opeens. ‘Als we samen bij het vuur zitten, zingt hij de meeste liederen. Vroeger tenminste. Nu zijn moeder dood is, horen we hem niet meer veel. Hij heeft verdriet om haar.’ Rebekka knikte en haar ogen glansden.
Ze sliepen diep en lang die nacht. De volgende ochtend wilde Eliëzer vertrekken, maar de familie smeekte hem om nog een dag of tien te wachten, voordat ze afscheid van Rebekka moesten nemen. Ze werden het niet eens. ‘Wat wil jij, Rebekka?’ vroeg Milka, Rebekka’s moeder ten slotte aan het meisje zelf. Ze hief haar hoofd op. ‘Ik ga nu meteen’, zei ze kordaat. Dan lachte. Dit was precies het soort meisje dat Isaak nodig had: niet bang en snel in het nemen van besluiten. Zo vertrokken ze op de lange reis terug. Rebekka en Dan werden goede vrienden. Dan vertelde haar veel over het leven bij Abraham en over Isaak. En zoals Dan al had gedacht, konden Rebekka en Isaak het later heel goed met elkaar vinden.
Naar Genesis 24
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 16-18.
Denkvraag
Is het een goed idee om te kijken of iemand vriendelijk is, als je bevriend wilt worden met hem of haar?
Doe-tip
Maak een lekkere drank klaar met je groep: soep of chocolademelk of water met een fruitsmaakje… Deel het vriendelijk uit aan iedereen die langskomt op straat of op school.
Gebed
Lieve God,
Het kost zo weinig moeite om vriendelijk te zijn
en toch maakt het zoveel verschil.
Een vriendelijk woord of gebaar
kan je hele dag goed maken.
In mensen die vriendelijk zijn voor ons
zien we jouw grote glimlach.
Help ons om ook zo’n mensen te zijn.
Amen.