Het verhaal
Jakob was een rijk man. Hij had grote kudden en veel knechten. En hij was de trotse vader van twaalf zonen. Lea, zijn eerste vrouw, schonk hem zes zonen en nog een dochter. Twee slavinnen waren de moeders van nog eens vier zonen. En Rachel, de lievelingsvrouw van Jakob, schonk hem zijn twee jongste zonen: Jozef en Benjamin. Bij de geboorte van Benjamin was Rachel gestorven, tot groot verdriet van Jakob.
De oudste zonen van Jakob waren intussen volwassen mannen. Ze hadden een groot deel van zijn werk met de kudden overgenomen. Jakob had hen opgeleid en hen geleerd hoe ze alle herderstaken perfect konden uitvoeren. Jakob was trots op zijn grote zonen, al liet hij dat nooit merken. Hij praatte niet veel met hen. Soms even over het vee of over de plaats waar ze de kudden moesten laten grazen, maar verder niet.
Benjamin was nog maar een kleuter, maar Jozef was al zeventien. Zijn oudere broers vonden hem nog een kind, maar zelf dacht hij dat hij al alles kon. Met Jozef praatte Jakob wel. Toen Jozef geboren werd, was Jakob al een dagje ouder. Hij speelde veel vaker met hem dan hij ooit met zijn oudere zonen had gedaan. Toen had hij daar allemaal geen tijd voor. De oudere broers vonden het een beetje belachelijk: een zoon die altijd bij zijn vader was en omgekeerd. Maar diep in hun hart waren ze er ook wel een beetje jaloers om.
Elke avond ging Jozef bij het rustbed van Jakob zitten om te vertellen wat hij die dag allemaal had meegemaakt. Jakob moest vaak lachen om de prachtige verhalen die hij verzon. Het was bijna niet te geloven, wat die Jozef allemaal bedacht! En omdat hij zoveel plezier had in Jozef, gaf Jakob hem op een dag een prachtige jas cadeau, in wel vijf verschillende kleuren. Echt iets voor Jozef, zo’n bijzondere jas. Jozef was er dolblij mee en droeg de jas alle dagen. De broers maakten er grapjes over. ‘Daar loopt onze broer weer met zijn regenboogjasje’, lachten ze. Ze wilden niet toegeven dat ze zelf ook wel zo’n mooie jas hadden gewild.
Niet lang daarna kreeg Jozef rare dromen, die hij aan iedereen vertelde.
‘Ik was samen met jullie op het veld aan het werken’, zei hij tot zijn familie. ‘We bonden de afgemaaide korenaren tot schoven. Mijn schoof ging opeens rechtop staan en jullie schoven kwamen daar in een kring omheen staan en bogen neer voor mijn schoof.’
Zijn broers ergerden zich dood aan die droom. ‘Idioot!’ riepen ze. ‘Wil je soms koning gaan spelen over ons? Denk je dat je zoveel beter bent dan wij, alleen omdat je zo’n bont jasje draagt?’
Een paar dagen later vertelde Jozef nog een andere droom.
‘De zon, de maan en elf sterren bogen zich voor mij neer’, zei hij.
Nu werd het zijn vader Jakob toch ook te sterk. ‘Jozef toch, wat moet dat met die droom van jou?’ vroeg hij. ‘Wil je soms dat je vader, je moeder en je broers zich voor jou tot op de grond neerbuigen? Ga je niet een beetje te ver, Jozef?’
‘Ik vertel gewoon wat ik gedroomd heb’, zei Jozef.
Zijn broers hadden stilaan allemaal een gloeiende hekel aan hem. Maar Jakob dacht na over die dromen en vroeg zich af wat ze betekenden.
Naar Gen 37,1-11
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 24-25.
Denkvraag
De broers van Jozef vinden het niet leuk dat hun vader meer aandacht heeft voor Jozef. Wat zou jij tegen de broers willen zeggen? Tegen de vader? Tegen Jozef?
Doe-tip
Maak van gekleurd papier of verschillende stoffen een ‘jasje’, met zoveel mogelijk verschillende kleuren. Houd een modeshow. Welk jasje valt het meest op?
Gebed
Lieve God,
elke mens heeft talenten in alle kleuren.
Jij ziet ze allemaal.
Help ons om niet jaloers te zijn,
maar elkaar te laten schitteren.
Help ons om onze eigen kleuren
naar boven te halen,
zodat iedereen er plezier van heeft.
Amen.