Het verhaal
Jozua liep te ijsberen in zijn huis.
‘Branie!’ riep hij uit. ‘Lef! Dat is wat we nodig hebben. Daarzonder zullen we geen vijand angst inboezemen. Daar zijn we nu eenmaal niet talrijk genoeg voor.’
Zijn vrouw knikte terwijl ze verder ging met het uitwringen van de kaas. ‘Wie te hoog van de toren blaast, krijgt het deksel op zijn neus, Jozua’, zei ze.
Jozua keerde zich woedend naar haar toe. ‘Mens, het is onze enige kans. Maar we moeten het slim aanpakken. Die lui van Jericho nemen geen enkel risico.’
Jozua krabde in zijn baard. Ezer, zijn tienjarige zoon, keek naar zijn vader. Sinds Jozua de leiding van het volk had overgenomen van Mozes, hield hij voortdurend van dit soort gesprekken. Hij kon nu eenmaal het beste nadenken als hij luidop sprak, zei hij altijd. Vooral als er problemen waren. En die waren er zeker, elke dag opnieuw. Het land waar de joden – na al die tijd in de woestijn – wilden gaan wonen, was namelijk niet leeg. Ze moesten vechten om een plaatsje te krijgen. Zoals hier in Jericho, waar de inwoners uit angst voor het joodse volk de poorten van de stad potdicht hielden.
De volgende ochtend trok Jozua fluitend zijn kleren aan. ’Ik weet hoe we het moeten aanpakken’, zei hij glimlachend tegen zijn vrouw. ‘God heeft het me vannacht verteld. En jij hebt me op het idee gebracht, met wat je zei over dat blazen.’ Zijn vrouw keek hem vragend aan, maar hij liep al de tent uit.
‘Wacht even, eet eerst iets!’ riep ze hem nog na, maar hij was al weg. Ezer glipte hem achterna om te luisteren naar wat hij tegen de mensen zou zeggen.
‘Dit is het plan: we dragen de ark van God elke dag eenmaal rondom de stad’, zei Jozua. In die ark zaten de tien geboden, wist Ezer. Zouden de mensen van Jericho daar bang voor zijn? ‘Ondertussen blazen zeven priesters op de ramshoorn. Alle andere mensen zwijgen. De ramshoorn moet het enige geluid zijn dat je hoort’, ging Jozua verder. Zijn ogen blonken. Hij zag het al helemaal voor zich. ‘En dan, op de zevende dag, beginnen jullie op een teken van mij, allemaal te roepen en te schreeuwen. Samen met de ramshoorns zal dat een oorverdovend geluid maken. Dan zal God de stad aan ons overleveren.’
En zo gebeurde het ook. Zes dagen lang trokken ze rond de stad Jericho in een beklemmende stilte, alleen onderbroken door het klagende geluid van de ramshoorns. De poorten bleven gesloten. En op de zevende dag stak Jozua zijn beide armen omhoog en haalde ze met een zwaai naar beneden. ‘Nu!’ riep hij. En alle joden gilden en krijsten en riepen en schreeuwden, zo hard dat horen en zien je verging. De mensen in Jericho moeten gedacht hebben dat hun leger verschrikkelijk groot en gevaarlijk was. De joden klommen zonder moeite de muren op en veroverden de stad. Voor het avond was, lagen de fiere stadsmuren in puin.
Toen Ezer ‘s avonds op zijn slaapmat lag, vroeg hij zich af hoe dat schreeuwen nu precies gewerkt had. Ze hadden er de mensen van Jericho de schrik mee op het lijf gejaagd. En tegelijk hadden de joden zichzelf moed in geschreeuwd, zodat ze dingen durfden waarover ze vroeger niet eens zouden gedacht hebben. Dat hadden God en zijn vader Jozua slim bekeken.
Naar Jozua 6
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 50-51.
Denkvraag
Ben jij ooit al eens bang geweest van een geluid? Vertel erover.
Doe-tip
Luister in deze video naar het geluid van de ramshoorn of sjofar.
Weet je op welk feest de joden dit instrument laten klinken?
(Oplossing)