Het verhaal
Op zondag kwamen Magdalena en Johanna hijgend het huis binnen lopen, waar een stel andere vrienden van Jezus woonden. ‘Het graf is leeg!’ riepen ze. ‘Twee mannen in schitterende witte kleren zeggen dat Jezus is opgestaan!’
‘Kletspraat’, zei Mattias. ‘Jullie hebben vast niet goed gekeken.’
Maar Petrus liep zelf naar het graf en hij zag alleen nog de doeken liggen, waarin Jezus gewikkeld was. Hij was erg verwonderd en wist niet wat hij ervan moest denken.
De volgende dag gingen twee van de vrienden, Filippus en Kleopas, naar het dorp Emmaüs. Ze vertrokken in de namiddag. Het was niet langer dan een paar uur lopen. Filippus woonde in Emmaüs en Kleopas woonde nog een paar dorpen verder, maar hij zou die nacht bij Filippus blijven slapen.
Filippus zei niet veel. Hij staarde verdrietig voor zich uit. Hij wist niet hoe het verder moest. Hij had wel zijn hele leven verder met Jezus willen optrekken. Maar nu Jezus er niet meer was, had het allemaal geen zin meer.
‘Hoe is het toch zo kunnen lopen?’ vroeg Kleopas. ‘Waarom hebben ze Jezus gedood? De beste mens die er ooit heeft geleefd? Dat is toch niet te begrijpen!’ Hij schudde zijn hoofd. Filippus bromde even, maar gaf verder geen antwoord. ‘Ik weet niet waarom ik naar mijn dorp ga, want daar kan ik ook niets gaan doen’, ging Kleopas verder. ‘Ik wou dat ik ook dood was.’
Opeens kwam er een man naast hen lopen. Hij ging dezelfde richting uit en liep met hen mee. ‘Waarover praten jullie toch?’ vroeg hij.
‘Heb je dan niet gehoord wat er in Jeruzalem gebeurd is?’ vroeg Kleopas hem. En hij vertelde over Jezus: hoe iedereen altijd luisterde als Jezus zijn verhalen vertelde. Hoe hij iedereen erbij haalde, ook tollenaars en melaatsen. Hoe hij over God sprak, die hij zijn Vader noemde. En hoe hij gestorven was op het kruis. En ook dat ze het graf leeg hadden gevonden.
De man knikte. ‘Hij lijkt wel een profeet, als ik jou mag geloven’, zei hij. ‘En nu is hij dood?’
Ze waren aangekomen in Emmaüs. ‘Kom bij mij eten’, nodigde Filippus de man uit. ‘Dan kunnen we je nog meer over Jezus vertellen. Het doet ons goed om zo aan hem terug te denken. Dan lijkt het alsof hij nog leeft.’
Samen zaten ze aan tafel. ‘Misschien is het niet zo vreemd dat ze Jezus hebben gedood’, zei de man opeens. ‘Dat deden ze vroeger wel vaker met echte profeten. Misschien is hij wel de Messias? Jullie zegden toch zelf dat hij is opgestaan?’ Toen brak hij het brood en sprak de dankzegen uit. Meteen na de maaltijd ging hij weg.
‘Dat was een vreemde ontmoeting’, zei Filippus. ‘Het lijkt wel alsof ik nu veel beter begrijp wat er met Jezus gebeurd is.’
Kleopas knikte. 'Toen die man de zegen over het brood uitsprak, dacht ik opeens dat het Jezus zelf was.'
Ze keken elkaar aan en ze wisten dat het waar was.
Het was niet afgelopen met Jezus. Ze moesten ermee verder gaan. Ze moesten het aan de anderen vertellen. Ze konden niet wachten, maar haastten zich meteen terug naar Jeruzalem.
Naar Lucas 24,13-35
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 213-214.
Denkvraag
Heb jij ook al eens een goed gesprek gehad terwijl je samen met iemand wandelde? Vertel erover.
Doe-tip
Wandel samen een blokje rond met een vriend en vertel allebei iets over Jezus wat je niet wilt vergeten.
Gebed
Lieve Jezus,
hoe meer wij over jou praten,
hoe beter we begrijpen hoe bijzonder jij was en bent.
Daarom willen we altijd opnieuw
luisteren naar verhalen over jou.
Help ons om dichtbij jou te blijven,
nu en altijd.
Amen.