Veel mensen komen naar Jezus luisteren. Het is erg druk. De vrienden van Jezus proberen alles in goede banen te leiden. Daarom willen ze de kinderen alvast wegsturen. Maar daar is Jezus het niet mee eens.
Het verhaal
‘Kom eens hier, Simon!’ riep zijn mama. ‘Je moet met me mee.’
Simon gaf zijn mama een hand en stapte met haar mee. Zijn kleine zusje Esther zat op mama’s heup. Toen Simon omkeek, zag hij dat zijn vriendjes Nathan en Levi ook aan kwamen lopen, samen met hun mama’s.
Er stonden een heleboel mensen op het marktplein in de stad. Mensen van het dorp, maar ook veel mensen die Simon niet kende. Er waren niet alleen mama’s, ook veel mannen. Jonge en oude mensen. Kijk daar, daar was zijn papa ook! Die had zijn werk op het veld in de steek gelaten om die man te kunnen zien. Simon wilde naar hem toelopen, maar zijn mama klemde zijn arm vast. 'Hier blijven', zei ze streng. 'Straks ben ik je nog kwijt. Ik wil je bij me hebben als we Jezus zien.' Ja, waar was die Jezus nu? Met al die grote mensen om hem heen kon Simon niet ver kijken.
Opeens zag Simon Jezus. Een gewone, rustige man die tussen de mensen wandelde en met hen praatte. Mensen stelden hem vragen en hij luisterde en antwoordde. Soms glimlachte hij. Daarna wandelde hij weer verder. Simon stootte Nathan en Levi aan en wees. Jezus kwam hun kant op. Simons mama zette een stap naar voren en trok Simon mee.
Voor Jezus uit liepen een paar mannen met ernstige gezichten. Ze hoorden bij hem: het waren zijn vrienden. Ze wapperden met hun handen naar de vrouwen en de kinderen alsof ze vliegen waren. 'Jezus heeft geen tijd voor jullie ', zegden ze. 'Ga maar naar huis. Hij praat over belangrijke dingen met geleerde mensen. Met kinderen kan hij zich toch niet bezighouden!' De mama’s bleven staan met boze gezichten.
Opeens stond Jezus vlak voor hen. 'Wat doen jullie toch?' vroeg hij aan zijn vrienden. 'We sturen die kinderen weg', antwoordden ze. 'Er zijn hier nog zoveel andere mensen die met jou willen spreken.' Mensen die belangrijker zijn, hoorde je hen denken. 'Die moeten dan maar even wachten', zei Jezus beslist. 'Ik wil in elk geval de kinderen zien. Van hen kunnen we nog heel wat leren! Alleen wie zijn hart opent als een kind, kan echt bij God horen.' Hij ging midden tussen de vrouwen en kinderen staan. Hij stak zijn armen uit naar de kleine Esther en zette haar op zijn schouders.
Jezus ging van de ene mama naar de andere. Hij praatte tegen de kinderen en aaide hen even over het hoofd. Ook bij Simon deed hij dat. 'Hoe heet je?' vroeg hij. 'Simon! ' zei Simon. Jezus lachte. 'Mijn beste vriend heet ook Simon', zei hij. Simon knikte. Vreemd was dat, op dat moment wilde hij niets liever dan de vriend van Jezus zijn. Het moest fantastisch zijn om bij hem te horen. Zijn mama nam Esther weer van Jezus over en glimlachte hem dankbaar toe.
Samen met Nathan en Levi liep Simon terug naar het dorp. Zijn papa bleef nog naar Jezus luisteren. Simon wilde straks wel horen wat hij nog gezegd had.
'Als ik groter was, ging ik met hem mee!' zei Nathan opeens. Ja, dat zouden ze doen. Misschien later. Nu waren ze nog te klein.
Naar Mattheüs 18,1-5
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 170-171.
Denkvraag
Wat zou jij doen of zeggen als Jezus opeens je huis of je klas zou binnenkomen? Wat denk je dat Jezus zou doen of zeggen?
Doe-tip
Ga met een groep in een kring zitten en speel ‘spinnenweb’. Je roept de naam van iemand uit de groep en rolt een bol wol of touw naar hem of haar. Deze persoon roept weer een andere naam en rolt de bol die kant uit. Enzovoort, tot iedereen aan de beurt is geweest.
Gebed
Lieve Jezus,
Alle mensen horen bij jou.
Grote mensen en kinderen.
Jij vindt elke mens even belangrijk.
Help ons om zo ook te kijken
naar alle mensen die we tegenkomen.
Amen.