In de Goede Week komt veel -zo niet alles- samen. Hoop op blijvende toekomst, innige vriendschap maar ook hard verraad. Verlangen naar bevrijding, onbegrijpelijk lijden, alles overtreffende wanhoop en de onverdiende dood. Maar ook: nieuw en eeuwig lijden, bij God onze hemelse Vader thuis. Dit is het verhaal van de Heer Jezus dat wij elk jaar weer overwegen en vieren in deze week. Maar dit is ook ons eigen levensverhaal, onze eigen ontgoocheling, en vooral onze eigen hoop op een blijvende toekomst over de dood heen bij de Vader.
In deze week lezen en overwegen wij Oude verhalen, uit de profeten en over onze Heer. Ze laten een ander, een hoopvol licht schijnen op het eigen leven. Het is troostend.
Palmzondag vertelt ons, heel onverwacht maar daarom ook veelbetekenend, dat de Heer Jezus zich laat toejuichen als de koning die komt in de naam des Heren. En die vrede op aarde brengt. Wat engelen zongen in die donkere nacht in Bethlehem bij zijn geboorte, klinkt -nu zijn dood zo nabij is- in Jeruzalem uit de mond van zijn volgelingen. Maar hun gejuich zal verstommen en omslaan in kreten van haat en verwerping.
Maar aan het einde van zijn leven, geeft de Heer Jezus een bijzonder gebaar mee als erfenis. Hij houdt maaltijd met zijn leerlingen en wast hen de voeten. Het delen van brood en wijn koesteren wij wekelijks in de eucharistie als een vanzelfsprekend en liefdevol onderdeel van onze geloofsgemeenschap. Zo weten wij de Heer Jezus steeds weer tastbaar en sprekend in ons midden. Maar in oorsprong is het een nog veel vanzelfsprekender, maar ook een tegendraads, gebaar. De Heer Jezus viert met zijn apostelen het Joodse Paasfeest. Het feest van Gods trouw en bevrijding. Hij deelt brood, ook met zijn verrader. Ook Judas hoort blijkbaar nog bij het lichaam van Christus. Vaak wordt gezegd dat het lijden en sterven van de Heer Jezus het kwaad in de wereld aan het licht brengt. Maar de Witte Donderdag brengt net aan het licht dat het lijden en dood van de Heer Jezus getuigt van dwarse bevrijding. Dat is een troost voor ons: de Kerk is heilig zeggen wij in de geloofsbelijdenis, maar die Kerk bestaat uit zondaars. En die zondaars, wij, horen thuis in die Kerk; wij mogen er, zoals Judas, zijn en ons thuis voelen. De Heer veroordeelt ons niet, maar redt ons. Sint-Augustinus schrijft: de heiligen zijn niet vrij van zonden. De Kerk als geheel zegt: vergeef ons onze zonden. Daarom heeft zij vlekken en rimpels. De Kerk bevindt zich in gebed om vergeving, en zolang er mensen op aarde leven zal dat zo zijn (sermo 181,5).
Voor die redding is Hijzelf de weg van lijden en dood gegaan. Maar hoe moeilijk valt het ons niet om het lijden en de lijdende te zien en die diepe machteloosheid te voelen? Hoe kan het dan dat wij die dag goed zijn gaan noemen? Goede Vrijdag dwingt ons met hand aan de mond stil te worden bij het lijden van de mens en de wereld. Alleen stil opkijken naar het kruis heeft deze dag zin. Woorden zijn ongepast want leeg en hol, zonder betekenis. Alleen woordeloos bidden bij het kruis heeft zin. Dat was toen zo, dat is nu zo.
Op het einde van Stille Zaterdag waar wij woordeloos waken bij het graf, ons afvragend waarom, breekt een viering van waken aan. In het donker van de nacht, het donker van het leven, het donker van lijden en dood, zegenen wij nieuw licht, nieuwe toekomst. We herinneren hoe het allemaal begon: de schepping, Gods bevrijdende aanwezigheid bij het Joodse volk bij hun uittocht door de Rode Zee, verlossing ons in het lijden en dood door de Heer Jezus geschonken. Aan die verlossing hebben wij nu reeds deel door ons doopsel; door ons doopsel zijn wij nu reeds met de Heer Jezus verrezen, opgewekt tot nieuw leven, bevrijd van het kwaad. En elke dag opnieuw worden wij tot nieuw leven opgewekt, om het nieuwe leven bij onze geboorte in de dood, bij ons sterven, volledig en voorgoed te bezitten.
Het wonder van verrijzenis is niet alleen voor theologisch gevormden of voor superchristenen. Het is er voor ons allemaal. Het is de verderzetting van dat andere wonder: het wonder dat wij leven. Enkel al dat wij er nu al zijn. En in dat leven doen ook wij ervaringen op met de duisternis, maar soms ook met uit die duisternis opnieuw tevoorschijn komen. Het voelt soms of we al door de dood heengingen. Op de Paasmorgen zetten we dat geloof in het licht. Geloof dat de duisternis nooit het laatste woord heeft. Dat was bij de Heer Jezus zo, dat is ook voor ons zo. Dat is onze hoop, maar ook ons geloof en vooral onze vreugde!
Christus is verrezen en wij verrijzen in Hem, alleluia.
Zalige hoogdag,
Gunter Maes