Enige jaren geleden werd zuster Paula, een nicht van mijn moeder begraven. Zij was amper zeventig. Zij stierf onverwacht in de auto op weg van haar klooster in Lede naar het hoofdhuis in Ronse. Haar laatste rustplaats is het kerkhof van de Zusters van Barmhartigheid in Ronse. Wij stonden op het kerkhof rond de kist, en de zusters zongen daar bij het afscheid het Salve Regina, een aandoenlijk moment. Daaraan moet ik denken bij het hoogfeest van de Tenhemelopneming. Dit mooie, troostvolle gebed sluit als avondhymne de dag af in het getijdengebed. Het wordt dagelijks gezongen bij het deemsterende licht, vooraleer de nacht zijn intrede doet.
Wees gegroet, Koningin en Moeder van barmhartigheid.
Ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet.
Tot U roepen wij, ballingen, kinderen van Eva,
tot U smeken wij, zuchtend en wenend, in dit tranendal.
Daarom dan, onze voorspreekster,
sla op ons uw barmhartige ogen,
en toon ons, na deze ballingschap,
Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot.
O goedertieren, o liefdevolle, o zoete Maagd Maria.
In de woorden van het Salve zucht de pijn van de maker van het lied. De schepping is in barensweeën. Allicht heeft de moderne mens moeite met de uitdrukking over onze ballingschap in het aardse tranendal. Toch weet hij dat de wereld in deze eerste kwarteeuw van de 21ste eeuw geen paradijs is. Maria krijgt in het Salve titels als Koningin en Voorspreekster. Ze wordt bezongen en begroet als bron van leven door haar zachtheid en hoop. Maria leidt ons naar haar Zoon. Hij is de bron van leven. Hij is en brengt barmhartigheid. Hij schenkt vergeving en deze is bron van vreugde. Zij geeft ons vooral ook hoop.
Een mens kan niet gelukkig leven zonder hoop. We zeggen zo dikwijls: het is te hopen … hoop doet leven. Voor de christen is de hoop, samen met het geloof en de liefde, goddelijke deugd. Maria gaat ons voor in het hoopvol leven. Het evangelie mag dan al eerder schaars zijn met gegevens over haar, we weten voldoende om te beseffen dat ze elke dag hoopte. Zij begreep niet altijd wat er met haar en rond haar gebeurde. Maar ze vertrouwde op God. Doe maar wat Hij u zeggen zal, zei ze tot de tafeldienaars in Cana.
Geloof en hoop zijn nauw met elkaar verbonden. Hoop is het ankerpunt van het geloof dat wij geborgen zijn bij God, en dat wij van vóór onze geboorte door God zijn bemind. Zal een liefhebbende moeder het kind van haar schoot vergeten? En zelfs als die het zouden vergeten, Ik vergeet u nooit! Zie, in mijn handpalmen heb Ik u geschreven (Jes. 49, 15-16). Maar echte hoop is er pas als we ook vertrouwvol het laatste van ons leven, ons lijden en sterven, aan God kunnen geven. Job zei: het goede nemen we aan van God, waarom dan niet het kwade (Job, 2, 10)? Maria is ons ook daar een voorbeeld: zij staat naast het kruis van haar Zoon en nadien ontvangt ze zijn dode lichaam op haar schoot. Daar is ze de piëta, de moeder van ontferming en barmhartigheid. Daar is ze de vrouw die zelf om erbarming bidt in haar droefheid, en bovenal hoopt dat dit het einde niet is. Daarom is het hoogfeest van Maria’s Tenhemelopneming een feest van hoop.
En ook haar eigen leven weet ze in geloof aan God aan te bieden. Zij sterft zoals Adam is gestorven en na hem alle mensen, maar door haar geloof en hoop is zij met Christus verrezen (1 Kor. 15,21-22). Maria leeft nu in een volmaakt geluk bij God. Wij hopen, dat is: wij weten in geloof dat dit ook onze bestemming is. Zij heeft het einddoel al bereikt: zij is al thuis gekomen en meer nog, gekroond tot hemelkoningin zoals het Salve zingt. Wij zijn nog op weg door een tranendal -een levensweg met vreugde maar ook met pijn en verdriet-, maar wij mogen erop vertrouwen dat ook wij deze eindbestemming eens zullen bereiken. In de prefatie van dit hoogfeest bidden wij: Zij houdt de hoop in ons leven en is een troost voor het volk onderweg. Op wonderbare wijze is zij de Moeder geworden van uw Zoon, de gever van alle leven.
Maria is in volle vrijheid de weg van de hoop gevolgd. Zij was geen willoos instrument in de hand van God. Christen-zijn betekent hopen en geloven dat wij in Christus zullen verrijzen, want dat Hij de dood eens voorgoed zal overwinnen. Dat is een opdracht voor elke dag van ons leven. Altijd zal de hoop in ons groeien en mogen wij getuigen van de hoop die in ons leeft. Daar wil het hoogfeest van de Tenhemelopneming ons in oefenen.
Tot Maria mogen wij ons richten in gebed. Zij is de moeder van de hoop. Zij leidt ons naar God. Bij haar wordt ons vertrouwen niet beschaamd. Het Salve Regina bidden en zingen schept een verbondenheid doorheen tijd en ruimte. Wij laten woorden en gedachten binnen in ons hart zodat de gezindheid van Maria ons doordringt. Wij richten ons tot de “Koningin vol heerlijkheid, die in onze pelgrimstijd het venster op de eeuwigheid is” (Z.J. 741).
Zingend en biddend vragen wij haar, de Moeder van de hoop, om ons dichter bij de Heer Jezus te brengen en ons te begeleiden bij daden en werken die getuigen van hoop en leven.
Aan U allen een zalige hoogdag.
Gunter Maes.