Wanneer verschillende kerkplekken of parochies samen vieren ontstaan er soms nieuwe liturgische vragen. Dat blijkt wanneer we nadenken over de betekenis van de paaskaars, en haar plaats in de paaswake. Aan het begin van deze viering wordt het vuur gewijd en de paaskaars aangestoken. Ze staat symbool voor de verrezen Christus, het Licht van de wereld. In een verduisterde kerk wordt ze in processie tot bij het altaar gedragen. De gelovigen ontvangen het licht van deze paaskaars en geven het aan elkaar door. Gedurende de hele paastijd zal de paaskaars branden; buiten deze sterke tijd zal ze alleen bij een doop of een uitvaart ontstoken worden. Zoals een geloofsgemeenschap samenkomt rond haar éne Heer, zo verzamelt ze ook rond het symbool van de ene Heer: de éne paaskaars.
'Christus, gisteren en heden, begin en einde, alfa en omega ...'
Wat te doen wanneer verschillende plaatselijke gemeenschappen de paaswake samen vieren? Gelovigen vanuit de diverse kerkplekken brengen weliswaar hun respectievelijke paaskaars mee naar de kerk, maar meerdere paaskaarsen aan het vuur ontsteken, of met een aantal brandende paaskaarsen de lichtritus openen, gaat in tegen de symboliek van de éne Heer die ons voorgaat als Licht van de wereld. Op welke manier kan de liturgie dit opvangen?
In de paasnacht
In de kerk waar de paaswake plaatsvindt, blijft het gebruik van slechts één paaskaars de meest logische weg. Er wordt maar één kaars omhoog geheven en op de paaskandelaar geplaatst. De paaskaars(en) van de andere kerkplekken of kapellen kunnen op het priesterkoor gelegd worden. Deze worden dan aan het einde van de paaswake aan de brandende kaars ontstoken. In de andere kerkplekken kan vervolgens op paaszondag zelf, of op de eerste zondag waarop er eucharistie gevierd wordt, een gepaste ritus plaatsvinden om de paaskaars te ontvangen.
Vóór de zending en zegen van de gelovigen aan het einde van de paaswake kan men een kort moment voorzien om de paaskaarsen van de diverse kerken of kapellen te ontsteken aan de brandende paaskaars, en – als het ware – te zenden. Tijdens dit ritueel kan de voorganger een zegengebed uitspreken, bijvoorbeeld:
Heer, onze God,
wij danken U voor de blijvende vreugde
die Gij aan deze wereld schenkt.
Wij bidden U:
zegen + deze kaarsen
en allen die het licht van Christus ontvangen.
Verhoor het gebed van de gemeenschap
die samengekomen is om dit licht te verspreiden.
Geef dat het vrede en eenheid brengt waar het zal schijnen,
door Christus, de verrezen Heer.
In de andere kerkplekken
De liturgische boeken voorzien geen ritus om de paaskaars binnen te brengen in een gemeenschap die de paaswake elders vierde. Toch mag de aanwezigheid van het nieuwe licht niet onopgemerkt voorbijgaan.
Een mogelijkheid is om de nieuwe paaskaars plechtig te onthalen aan het begin van de eerstvolgende viering in die kerkplek. Vóór de intredeprocessie aanvangt, op de plaats achteraan in de kerk waar priester, (diaken) en misdienaars verzamelen, kan de priester het volgende gebed uitspreken:
Broeders en zusters,
in de heilige paasnacht werd deze paaskaars ontstoken
om ook in ons midden het teken van Christus te zijn,
het Licht van de wereld.
We ontvangen dit paaslicht met vreugde,
en bidden daarbij tot God onze Vader:
Heer God,
geef dat dit licht
bron van leven wordt voor onze gemeenschap,
bron van hoop voor ons die vandaag een nieuw begin maken,
bron van liefde voor allen die delen in onze paasvreugde.
Help ons om trouw te blijven aan wat wij vandaag ontvangen,
door Christus, onze Heer.
Na dit gebed vangt de intredeprocessie aan, terwijl koor en gemeenschap een passend lied zingen. Zingt Jubilate biedt hiervoor bijvoorbeeld 'Licht dat ons aanstoot in de morgen' (825), of nog 'Licht ontloken aan het donker' (438).
Wanneer de intredeprocessie vooraan is, krijgt de paaskaars haar centrale plaats in het liturgisch centrum, en worden de kaarsen die op andere plaatsen staan (op het altaar, bij het evangelieboek, ...) eraan ontstoken.