Het probleem stelt zich eigenlijk al een paar jaar op vele plaatsen in ons land. Heel wat tuinen en parken waar voorheen de buxusplant welig tierde – al dan niet netjes geschoren in bollen, kegels, blokken of hagen – worden tegenwoordig geteisterd door de rups van de Cydalima perspectalis, beter bekend als de buxusmot. Nu wil het gebruik in onze contreien dat het vooral de altijdgroene takken van de buxusplant zijn die gebruikt worden bij de viering van Palmzondag. Menig koster of pastoor breekt zich intussen het hoofd over de vraag of de palmprocessie op Palmzondag dit jaar wel zal kunnen plaatsvinden, zonder de gegeerde palmtakjes van de kaalgevreten buxusplant in de tuin van de pastorij.
De liturgische kalender brengt echter soelaas. Daarin wordt (net als in het altaarmissaal) immers niet gespecifieerd van welke plant de ‘palmtakken’ dienen te worden genomen. Het is evident dat deze palmtakken kunnen verschillen naar gelang klimaat, vegetatie of cultuur. De liturgische kalender suggereert zelfs ‘taken van bloeiend lentegroen’ te gebruiken. (Zie ook Directorium over volksvroomheid en liturgie nr. 139)
Wees dus niet bevreesd wanneer de mot aan de buxus heeft gezeten, er zijn vast wel alternatieven te vinden. Een plant die aan populariteit wint als alternatief voor de buxusplant is Japanse hulst (Ilex crenata), deze zou (beter) bestand zijn tegen de vraatzucht van de buxusmot.
Hoeveel te meer zou de betekenis van palmzondag duidelijk worden, wanneer we achter de kruisbeelden thuis en in de kerk eenvoudigweg takjes van fris lentegroen en geurige bloesems aanbrengen. Des te meer wordt het een zichtbaar teken van een geloofsbelijdenis: dat de dood en verrijzenis van Jezus Christus, voor de mensheid een nieuwe schepping inluidt, en dat het kruis een bron van nieuw leven is voor velen.