Het is altijd fijn om een nieuwe lichting vormelingen te mogen inschrijven. Mijn collega’s catechisten en ikzelf gingen er vorige week al mee van start, al zal de catechese pas in september aanvangen. Intussen heb ik als catechist twintig jaar op de teller staan. Zal ik u daarbij eens iets verklappen? Ik doe het elk jaar een beetje liever. Fijn toch, iets mogen doen wat je graag doet?
Wat heb ik in die twintig jaar zien evolueren? Het aantal vormelingen daalde, hoewel niet spectaculair. In onze parochie zijn dat er nu al jarenlang ongeveer 45. Maar dat zijn slechts getallen.
Hoe zit het met de kinderen zelf? Die zijn tegenwoordig een stuk gemotiveerder dan voorheen.
Verrast dat u? De jongste jaren sta ik soms echt te kijken van hun enthousiasme. En de ouders dan? Ook zij zijn meer gemotiveerd. Wanneer ik twintig jaar geleden bij de ouders polste waarom ze hun kinderen lieten vormen, kreeg ik meestal antwoorden als voor het feest, of om de grootouders te plezieren. Dat hoor ik steeds minder. Het valt ouders vandaag niet mee om hun motieven exact te omschrijven, maar alles wijst erop dat ze hun kinderen echt iets willen meegeven.
Een occasionele band
Tijdens onze jongste infoavond stelde ik de ouders twee eenvoudige vragen. De eerste luidde: wie noemt zichzelf gelovig? Ze mochten kiezen tussen ‘gelovig’, ‘ongelovig’ of ‘ergens tussenin’. Ik schat dat veertig procent voor ‘gelovig’ koos, de rest voor ‘tussenin’. Ik vond dat wel meevallen. De tweede vraag was nog lastiger: wie spreekt thuis al eens met de kinderen over het geloof? Ongeveer de helft stak een hand op. Verrassend veel, toch?
Eén vraag stelde ik niet: wie van jullie komt op zondag naar de mis?
Het antwoord op die vraag ken ik namelijk. Niemand. Kijk, dat is nu het punt waar wij als Kerk mee worstelen. Die ouders zijn dus best wel gemotiveerd en in mindere of meerdere mate gelovig. Ze vinden het belangrijk dat hun kinderen gevormd worden. Op eerdere momenten in hun leven zijn ze voor de Kerk getrouwd en hebben ze hun kinderen laten dopen. Ze hebben dus een band met de Kerk, maar die is occasioneel.
Nu gaan er in de kerkgemeenschap stemmen op die erg kritisch zijn voor die mensen. Ze komen enkel naar de kerk op momenten die ze zelf belangrijk vinden en daarbuiten zie je ze niet. Ze rekenen op de Kerk op die belangrijke momenten, maar zelf engageren ze zich niet. Moeten we daar nog tijd en energie in steken? Zouden we ons niet beter terugtrekken onder actieve en overtuigde gelovigen?
Nee, want de Kerk is geroepen om er te zijn voor iedereen.
Dat is soms frustrerend voor wie veel tijd en energie in de geloofsgemeenschap steekt. Stel uzelf echter de vraag: doen we dat om beloond te worden of uit overtuiging? Dat laatste, natuurlijk. Laten we dus liever blij zijn om de momenten waarop we die mensen kunnen bereiken, dan boos om de momenten dat we daar niet in slagen.
Een onmiskenbare honger
Zullen de kinderen die catechese volgen daar iets van meedragen? Sommigen wel, op bepaalde momenten in hun leven. We kunnen hen niet dwingen om er iets mee aan te vangen, maar we kunnen het hen wel meegeven. Elke keer opnieuw. Met enthousiasme en geloof.
Die dienstbare houding ontslaat ons niet van de vraag: hoe kunnen we die grote groep toch wat vaker bereiken? Welke nieuwe wegen kunnen we inslaan om de band een beetje sterker te maken? Hoe spelen we in op de onmiskenbare honger naar zingeving, houvast of waarden? Hoe verkondigen we de formidabele boodschap van die timmermanszoon uit Nazaret aan mensen die dat verhaal eigenlijk wel zien zitten, maar er niet meteen iets mee aanvangen? We hebben nog geen pasklare antwoorden gevonden, maar laten we toch duidelijk afspreken dat we die mensen in geen geval laten vallen.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.