De huidige staat Israël werd gesticht op 14 mei 1948. Op die dag verklaarde David Ben-Gurion, de leider van de Joodse gemeenschap in Palestina, de onafhankelijkheid van Israël. Palestina is van oudsher een regio in het Midden-Oosten, gelegen aan de oostelijke kust van de Middellandse Zee. Deze streek heeft een rijke geschiedenis die teruggaat tot de Oudheid en heeft in de loop der eeuwen verschillende culturen en volkeren gezien. Palestina wordt tegenwoordig vaak gebruikt om te verwijzen naar de gebieden op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, waar de Palestijnse Autoriteit en Hamas respectievelijk de controle uitoefenen.
Bijbels gezien wordt met Israël echter iets helemaal anders bedoeld: om te beginnen is Israël (een transcriptie van het Hebreeuwse Yizra-El) een eigennaam die aan Jakob wordt gegeven wanneer hij, na een nacht te hebben geworsteld met de engel van God, een nieuwe toekomst krijgt. Letterlijk betekent deze naam “hij die met God worstelt” (Gn 32,28). Zoals wel vaker in de Bijbel wil de naam ook iets zeggen over het “volk van God”, zijn uitverkoren volk. Ook zij worstelen met God, daarvan getuigen de eerste boeken van Bijbel en de profeten. Israël kan dus begrepen worden als een naam die ons iets zegt over de relatie tussen God en de mens.
Buiten deze verhalen rond Jakob, wordt Israël Bijbels gezien vooral gebruik om het joodse volk aan te duiden. Dat volk is door God ‘gekozen’ om als eerste in het verbond te treden. Aan dat volk beloofde God ook vruchtbaarheid: het zou een groot volk worden en daartoe werd hen een land beloofd om zich te vestigen. Het “Beloofde Land” valt min of meer samen met de huidige staat van nu Israël, toen Palestina. Dat Beloofde Land werd in de Bijbelse geschiedenis ook een koninkrijk en – onder koning David – was het zelfs één groot rijk dat voordien en nadien weer in twee of drie werd opgesplitst.
Israël heeft Bijbels gezien dus niets met de huidige nationale staat. Tenzij dat het in dezelfde landsstreek te situeren is (maar met andere landsgrenzen) en dat het over het joodse volk gaat (maar vooral in spirituele-religieuze zin veel meer dan een nationale etniciteit). Ook christenen hebben trouwens van doen met Israël: de twaalf apostelen verwijzen naar de twaalf stammen van Israël. Daarom wordt wel eens gezegd dat de christenen het “nieuwe Israël” vormen: de belofte van God aan het joodse volk gemaakt houdt ook voor ons stand en is door Christus vernieuwd en vervuld.
Conclusie: als in de Bijbel goedkeurend over Israël wordt gesproken, gaat het vanuit de verbondsgedachte tussen God en mens; en heeft het dus niets van doen met de verdeeldheid en strijd in het Midden-Oosten van doen!