In de nacht van 28 op 29 september 1944 werd luitenant Jasienski in een hinderlaag gelokt. Hij werd neergeschoten en gearresteerd door een nazi-patrouille. Na drie weken in de ziekenboeg werd 'Urban' overgebracht naar de kelders van het dodenblok. In de eerste dagen van 1945 stierf hij onder onbekende omstandigheden in het kamp. Drie weken daarna werd het kamp bevrijd.
Jasienski's leven in Auschwitz werd door de Poolse historicus Adam Cyra geportretteerd in het Auschwitz-Birkenau Staatsmuseum.
De ontdekking van Christus
Na Jasienski's dood duurde het echter nog 20 jaar vooraleer er inscripties werden ontdekt op de muren van blok 21. Het was pas toen Karol Swietorzecki het kamp bezocht dat zij op de celdeur het logo ontwaarde van Arkonia, het bedrijf waarvoor zowel zij als Jasienski gewerkt hadden. Op de muren van de ruimte bleken vervolgens nog veel meer tekeningen te zijn gegraveerd die fungeerden als een symbolisch dagboek van Jasienski.
Met zijn vingernagels had hij vanalles in het pleisterwerk gekerfd: zijn familiewapen, symbolen die verwijzen naar zijn architectenstudie én twee religieuze tekeningen.
Op de ene zie je Christus aan het kruis, op de andere Jezus en het Heilig Hart. Dat hart zou voor Jasienski een grote houvast geweest zijn in zijn laatste dagen. Het hart van Christus had geleden, was gestorven en verrezen en gaf Jasienski hoop voor zijn eigen lotsbestemming.
Tot vandaag symboliseert de tekening dat Christus altijd nabij is, ook in de donkerste dagen.
Jasienski's tekeningen zijn slechts een van de vele verhalen die elke gevangeniscel vertelt. In hetzelfde blok wat verderop zat bijvoorbeeld ook de veel bekendere Maximiliaan Kolbe gevangen. Die Poolse priester stapte tijdens het avondappel uit de rij om vrijwillig de plaats in te nemen van een jonge vader die gestraft was en de hongerdood zou sterven. Paus Johannes Paulus II verklaarde Kolbe in 1982 heilig als martelaar van naastenliefde.
Lees meer over de verzetsbeweging in Auschwitz en het aandeel van 'Urban' daarin