Is de vasten, die “jaarlijkse belasting aan God”, niet voorbijgestreefd?
Waarom zou men zich nog ‘versterven’ in een maatschappij van overvloed en consumptie, zelfs als men daar de leugen en ongerechtigheid maar al te goed van inziet?
Maar de interesse wordt weer gewekt van zodra men spreekt over een zich trainen om te groeien, een zich oefenen om zijn leven te veranderen, het verwerven van vastberadenheid om ieder een menselijker bestaan te verzekeren. Dan herontdekt men de positieve betekenis van de ascese, dit geheel van oefeningen, die “levensmethode” (Teilhard de Chardin) die leidt naar een sterker acht slaan op zichzelf, naar een ruimere beschikbaarheid voor de anderen en een grotere openheid voor de Ander.
In deze lijn zou de drievoudige praktijk van vasten, aalmoezen en gebed, nauwgezet nageleefd, opnieuw aan belang moeten winnen.
Vasten om te komen tot een sterker acht slaan op zichzelf, om het bewustzijn te verruimen en te breken met de gehechtheden die de vrijheid belemmeren.
Aalmoezen geven om meer beschikbaar te zijn voor anderen en hen te ontmoeten in een echt broederlijk delen, over alle groepsmentaliteit en formalisme van het sociale leven heen.
Bidden om meer open te zijn voor God, om gevoelig te worden voor de absolute afhankelijkheid van ons leven tegenover Gods Woord en zijn bedoeling met de mens.
Dit alles “met de vreugde van het verlangen, dat uit de Geest is, en uitziet naar het heilig Paasfeest” (Benedictus).
Het is een zoeken naar echtheid en gemeenschap met allen in de Kerk die de last dragen van de zonde van de wereld, en die zoeken te leven als kinderen Gods in de voetsporen van Jezus.
“En uw Vader zal het u vergelden…” (Mt 6, 4.6.17)
Wat is deze belofte een hoopvol refrein! De beloning van de rechtvaardige, is God zelf, nu reeds in de strijd en de schemering van het geloof en later, na de vastentijd van een heel leven, in de vrede en het licht, van aangezicht tot aangezicht.
Hans, pastor