Toen Mozes dichterbij de doornstruik naderde die niet opbrandde, klonk de stem van God die zei: “Ik ben de God van uw vaderen, ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien en hoor hun jammeren en wenen. Ik daal af om het te bevrijden … Want mijn Naam is: Ik-zal-er-zijn-voor-u.” (Exodus 3,1-15)
Waaom laat God dat toe?
Nog altijd zijn we in de ban van het vreselijke oorlogsgeweld dat is losgebarsten in een nabij Europees land, Oekraïne. We schudden vertwijfeld het hoofd bij het zien van de horrorbeelden van kapotgeschoten woonwijken, mensen op de vlucht, kinderen en vrouwen angstig en opgejaagd, mannen wanhopig … We zijn vol ontzetting en weten niet wat we kunnen doen, tenzij hier en daar mee voor opvangmogelijkheden zorgen. En dan komt wel eens de vraag naar boven: waarom treft het lijden onschuldige mensen? Waarom laat God dat toe?
Dat was ook de vraag waarmee mensen op zeker ogenblik tot bij Jezus kwamen (Lucas 13,1-9). Er was ergens een toren ingestort en achttien mensen hadden de dood gevonden. Dat was zeker de straf om hun zonden, zo luidde de onbarmhartige mening van het volk. Iets wat je soms nog hoort klinken. Alles waar wij geen antwoord op hebben, dat ons machteloos doet staan, schuiven wij dan maar in de schoenen van God.
Er zijn voor elkaar
Het valt op dat Jezus niet meegaat in die vorm van denken. Hij weigert het lijden dat die ramp heeft veroorzaakt als een straf van God te zien. En ook al blijft de vraag open en geeft ook Jezus geen verklaring voor al dat onnodig lijden, hij verbindt er wel een oproep aan. Het moet ons aanzetten na te denken over wat wij met ons leven doen? Brengen we de vruchten voort die van ons verwacht mogen worden? Benutten we alle kansen om de mens te zijn die we kunnen zijn voor elkaar? Zijn wij er voor elkaar, zoals God er voor ons is?
God is er voor ons
Want dat is de betekenis van zijn naam. Wie God is, het is en blijft een vraag van mensen. In de eerste lezing van de derde vastenzondag uit het boek Exodus (Exodus 3,1-15) wordt een tipje van de sluier opgelicht. God maakt zich aan Mozes bekend als de God van zijn vaderen. En als Mozes verder doorvraagt, krijgt hij te horen: ik ben die ben. God is er voor ons, Hij is de aanwezige. De Nederlandse Bijbelkenner Kees Waaijman vertaalt consequent de Godsnaam met het woord Wezer. God is Wezer, Hij weze er voor ons. Het klinkt haast als een gebed: wees er voor ons. En zo maakt Mozes ook Gods naam bekend aan het volk: Hij zal hen niet in de steek laten, Hij zal er voor hen wezen, Hij ziet hun lijden en hoort hun jammerklachten, en zal afdalen om hen te redden. De keerzijde van die naam is dat er een appel van uitgaat om er op onze beurt te zijn voor elkaar. Als leed en kwaad mensen treft, laten wij er dan wezen voor elkaar om het leed mee te dragen en te verlichten. Niet altijd zullen wij het kunnen oplossen, maar in stille volgehouden inzet voor elkaar kunnen wij hopen dat ons leven de vruchten zal opbrengen die van ons verwacht kunnen worden. Het kan onze kleine bijdrage zijn in het onnoemelijke leed dat mensen treft in tijden van oorlog.