Verantwoordelijke van de pastorale eenheid
Ben je, zoals de meeste onder ons, een inwijkeling in Brussel?
Tony: ik ben afkomstig van Landen, op zo'n zestig kilometer van Brussel. In tegenstelling tot wat velen denken, ligt Landen in Vlaams Brabant. Mijn vroegere parochie heeft dus altijd deel uitgemaakt van het aartsbisdom Mechelen. Landen is, zoals het woord zelf zegt: een landelijke gemeente met een rijk sociaal leven. Ik kom uit een klassiek katholiek gezin, heb school gelopen in Landen, ben er bij de scouts geweest en ik volgde er ook les aan het college. Na het college ben ik onmiddellijk naar het seminarie getrokken.
Waarom wilde je priester worden?
Tony: die keuze gaat terug naar een ver verleden. Al in het derde leerjaar van de parochieschool had ik het idee om priester te worden. Achteraf ben ik er meer bewust over gaan nadenken en die keuze heeft vooral te maken met de pastoor toen in onze parochie. Ik vond het interessant wat hij deed: vertellen over Jezus. Die verhalen over Jezus trokken mij erg aan. Hoe komt dat? Het had al van bij het begin iets van een verlangen dat dieper gaat. Na het zesde middelbaar bleef het voor mij nog altijd evident en ik ben toen zelf naar de deken gestapt. Tijdens mijn opleiding aan het seminarie heb ik de kans gekregen om voor acht weken naar Israël te gaan. Dat was in 1988. Dat is een heel belangrijke periode geweest. Ik had de tijd om alles eens te ‘inventariseren'. Daar ben ik tot het inzicht gekomen dat het verlangen als kind om priester te worden, alles te maken had met het mogen meewerken aan Gods'droom. In de lijn daarvan ontdekte ik het belang van "het ontvangen" van een zending: anderen (concreet in de figuur van de bisschop) zouden mij een opdracht geven. Op 14 september 1991 ben ik priester gewijd, op het feest van de kruisverheffing.
Ben je dan direct in Brussel terechtgekomen?
Tony: tijdens mijn opleiding was monseigneur De Hovre op bezoek geweest in het seminarie en hij had toen al gevraagd om naar Brussel te komen. Na dat verblijf in Israël was ik klaar om daar "ja" op te zeggen. Bij het overlijden van koning Boudewijn was ik onderpastoor in de O.L.Vrouwkerk in Laken. Later werd ik aangesteld in De Mutsaard en in Neder-over-Heembeek. In 1998 ben ik dan overgeplaatst naar Schaarbeek en Evere.
Ondertussen zijn jouw taken al enorm geëvolueerd?
Tony: mijn opdracht is in twee betekenissen van het woord geëvolueerd. Naast mijn parochiale taken, heb ik ook een tijd meegedraaid in de studentenpastoraal in Brussel, daarna ben ik bij de vormingsdienst van het Vicariaat aan de slag gegaan. Dan hebben ze mij aangesteld als verantwoordelijke van de diensten van het Vicariaat. Toen Herman Cosijns werd gevraagd als secretaris van de bisschoppenconferentie, ben ik hem opgevolgd als rechterhand van mgr. Kockerols. Maar vooral de inhoud van mijn werk is veranderd. In het begin was ik pastoor in vier parochies met nog een vrij normaal parochieleven. Mijn taak was: alles zoveel mogelijk in stand houden. Maar geleidelijk zijn de verantwoordelijken van de Brusselse Kerk tot het inzicht gekomen dat we onmogelijk alles overal in stand kunnen houden. We moeten onze energie concentreren op bepaalde plaatsen die we laten bloeien, terwijl we elders de mensen zo goed mogelijk begeleiden waar geen volledig pastoraal leven meer mogelijk is. Dat is natuurlijk droevig, want mijn doel was ‘God en zijn mensen ten dienste te zijn'. Nu moet ik het verdragen dat de keuzes, waaraan ik moet meewerken, mensen pijn doen. Ergens is evolutie logisch: vroeger ging de priester voor een nieuwe kerk in een nieuwe wijk. Nu zien we het omgekeerde, en moeten we gemeenschap vormen terwijl het kerkelijke leven in het algemeen inkrimpt. Dat vraagt een andere aanpak.
Ik denk dat we het eigenlijk nog moeten leren: nieuwe wegen om kerk te zijn: we moeten meer buiten het kerkgebouw gaan. Daar gebeurt het. We moeten voor jongeren en jonge gezinnen plekken voorzien waar ze in contact komen met Jezus Christus.
Hoe zie je de Brusselse kerk evolueren in de toekomst?
Tony: ik kan natuurlijk niet in de toekomst kijken maar ik ben er zelf wel nieuwsgierig naar. Wat we wel vandaag al zien: het proces van gemeenschappen die ouder worden en krimpen is nog niet afgelopen. Het geeft vreugde om mensen zo goed mogelijk te dienen. Dan denk ik aan de parabel van de talenten. Daar moeten we onze conclusies uittrekken. We moeten creativiteit vinden en geesteskracht om een voldoende levenskrachtige gemeenschap te vormen. We moeten erin ‘vertrouwen', doen wat we kunnen en doen wat ons gevraagd wordt. Hopelijk vinden we weerklank bij voldoende mensen. Er is nu voorgesteld in de Pastorale Raad van het Vicariaat om in Brussel tien plaatsen uit te bouwen waar jonge mensen kunnen samenkomen.
Welke klemtonen zou je willen leggen?
Tony: geen andere dan vroeger. Alleen de omstandigheden zijn nu anders. Christen-zijn is ondenkbaar zonder sociaalvoelend te zijn. De eerste opdracht is het lijden van mensen te verminderen (vandaar mijn verscheurdheid waar beleidskeuzes vandaag doen lijden). Geloven is vandaag voor veel mensen echter niet meer evident. Ik zie daarom twee terreinen waar we zeker moeten in investeren: verkondiging en vieren. Het belangrijkste is de verkondiging. Die moet zo helder en zo zichtbaar mogelijk zijn. De essentie voor ons christenen is ‘God die ons lief heeft'. We moeten zorgen voor een aanbod voor mensen buiten om hen kans te geven om God (beter) te leren kennen. Daarbij zijn ook de vieringen heel belangrijk. In de liturgie spreekt God tot ons, en wordt Hij meer dan elders 'zichtbaar'. We moeten werk maken van een goede liturgie: waarbij we het ‘spreken van God' niet overstemmen. Wie langs komt: ouders van vormelingen of eerste communicanten, families bij een uitvaart, ook de toevallige passanten: altijd moeten mensen kansen krijgen om te voelen wie God is.
Dankjewel pastor Tony voor je visie en voor je inzet op zovele terreinen voor onze geloofsgemeenschap!
Ria