Weg varen
Voor vele mensen is het feest van Hemelvaart het begin van een lang, vrij weekend. Zij varen misschien wel uit naar andere oorden. Maar wat mag dit feest betekenen voor wie gelovig is, waar varen wij met onze gedachten heen als we spreken van het Hemelvaart?
Jezus’ woorden in het evangelie van die dag wijzen al een beetje de richting: "Zie, ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld." (Matteüs 28,20). Op hemelvaartsdag krijgen we de belofte bevestigd dat Jezus steeds bij ons zal zijn, bij alles wat we doen in zijn naam, in zijn gedachtenis. Wat dat concreet kan betekenen, geven we kleur en invulling met volgend verhaal.
Waarheen ligt de hemel ?
Heel de stad stond in rep en roer, want iedereen wilde ten hemel varen. Het gerucht deed de ronde dat het kon. In het begin geloofden het slechts enkelen. Ze maakten zich klaar en vertrokken. En hoe meer er vertrokken, hoe meer er eveneens wilden vertrekken. Vandaar de drukte in de stad.
"Welke kant moeten we op?" vroegen ze elkaar. Niemand scheen het goed te weten. De rijken met hun volgeladen wagens haastten zich naar de autostrades, want langs daar gaat het vlug en gemakkelijk.
Zij die dachten dat ze de hemel moesten bereiken langs de weg van de versterving en zelfopoffering, sleurden wat ze dragen konden de bergen in, en volgden moeilijke paden.
Die ervan overtuigd waren de hemel te bereiken door het aaneenrijgen van gebeden vormden een lange stoet. Processiegewijs gebeden prevelend stapten ze voort in blind vertrouwen.
Die gewoon waren zich te onderwerpen aan de gezagsdragers gehoorzaamden nu eveneens hun bevelen en gingen de weg die hun werd voorgeschreven.
Binnen de kortste keren was al wie kon, vertrokken en uit het zicht verdwenen. In de stad bleven ouden van dagen, kreupelen, zieken, gevangenen en andere pechvogels, samen met enkelen die het op zich hadden genomen voor hen te zorgen. Belangeloos deden ze wat ze konden om het goed te maken voor elkaar, ieder naar eigen bekwaamheid. Ze beleefden er deugd aan. Al wat achtergelaten was in de stad verdeelden ze onder elkaar, naar ieders behoefte, en niemand leed nood. Ze kwamen ook veel bij elkaar en ze leerden mekaar door en door kennen. En toen herkenden ze de ware werkelijkheid: zij waren in de hemel, want hoe meer ze elkaar belangeloos hielpen, hoe meer ze God nabij wisten. Of de anderen ooit zijn aangekomen, dat vertelt het verhaal niet.