Ware gedaante
Als we in een fotoalbum foto’s van onszelf bekijken, zien we hoe dikwijls we van uitzicht zijn veranderd: als kind, als puber, als jongvolwassene, als mens van middelbare of oudere leeftijd. De wezenlijke trekken blijven, maar toch zien we er telkens weer wat anders uit. We veranderen niet alleen van uiterlijk, ook innerlijk kunnen we veranderen. Van gesloten en bedeesd naar opener en spraakzamer. Van stuurs naar vriendelijk en innemend. Of omgekeerd kan ook. En iemand die niet erg bijdehand leek, kan zich in de loop der jaren ontpoppen tot een handig iemand.
We kunnen dus in de loop der jaren een aantal veranderingen ondergaan. Maar wat is dan onze ware gedaante, ons ware gelaat? Dat komt niet altijd zo uitgesproken naar voren in onze dagelijkse ontmoetingen. Soms zijn er ervaringen nodig die ons uitlokken, die ons ware zijn beter tevoorschijn toveren: dat kunnen topmomenten of dieptepunten in het leven zijn. In diep verdriet kan een mens toch sterk en echt naar voren treden.
Vroege paasboodschap
Hoe was Jezus? Wie was hij? Die vraag leefde ook bij zijn leerlingen. Het evangelie van Marcus heeft geen echt paasverhaal. Het eindigt in diepe chaos na de dood van Jezus. Maar midden in zijn evangelie licht Marcus al een tipje van de sluier op, als hij Jezus met zijn leerlingen de berg laat opgaan (Marcus 9,2-10). We horen het volgende zondag in de liturgie. Het is als een vroege paasboodschap. Jezus is Gods wellbeminde, naar hem mogen we ons richten, aan hem ons toevertrouwen. Laten ook wij samen met de apostelen opgaan in de herkenning van wie Jezus is en wat hij mag betekenen voor ons eigen leven. En dus met hem terug de berg afdalen, daar waar de mensen zijn met hun noden en zorgen, met hun vragen en zoeken.
(jh)