Homilie op paaszondag 31 maart 2024
Zusters en broeders,
In de allereerste plaats wens ik jullie een zalige Pasen. Mijn wens gaat ook naar jullie families en gemeenschappen. Naar de zieken, bejaarden en zij die door hun werk deze Goede Week niet konden meebeleven. Naar de vele christenen in precaire omstandigheden, hier en elders: op de vlucht, in hongersnood, in oorlog en geweld.
Ik denk aan allen, waar dan ook, die leven van hetzelfde geloof in Jezus’ verrijzenis.
Wat is de schittering van de verrijzenis in onze wereld, tenzij “een schittering die versluierd is door het gewonde gelaat van de Lijdende Dienaar”, maar toch “een schittering die onweerstaanbaar doorbreekt in verrijzenis” ? Dit is het geheim van Gods liefde dat we deze week gevierd hebben en dat zich ten volle openbaart in Jezus’ dood en verrijzenis. Het geheim blijft geheel. En toch mogen we eraan deelnemen. Dit is de grond van onze hoop.
Ook vandaag beginnen we met een Kyrie Eleison, een Heer, ontferm U, in de zekerheid dat Gods barmhartigheid uitgaat naar ieder mens, zonder onderscheid.
De Kerk, getuige van de verrijzenis.
Joh 20, 1-9
Zusters en Broeders, de verrijzenis staat in het centrum van ons christelijk geloof. Ook de Kerkgemeenschap bestaat maar dankzij dat geloof. Het is pas na zijn verrijzenis dat Jezus zijn leerlingen broeders noemt – en dat wij dus ten volle elkaar als broeders en zusters kunnen aanspreken. Dit spoort mij aan om vanuit het paasverhaal dat we zopas hoorden de Kerk even te belichten. Meestal let men er niet op, maar de Kerk is aanwezig in het verhaal waarin ze haar eigen ervaring uitdrukt. Hoe zou het anders kunnen?
Geen enkele evangelist beschrijft de verrijzenis als het verslag van een ooggetuige. We zien Jezus niet uit het graf opstaan. Toch krijgt ons geloof in de verrijzenis een materiële ondersteuning in het feit dat het graf leeg is en alleen de zwachtels er nog liggen. Maar die materiële gegevens hebben alleen tekenwaarde voor de gelovige. Bij de “leerling die Jezus liefhad” is dat onmiddellijk. Bij Maria Magdalena en Petrus vraagt het meer tijd. En in hun persoon is de gemeenschap aanwezig. Op welke manier?
De Kerkgemeenschap is meer dan een organisatie. We spreken van de Kerk als “lichaam”.
We zouden kunnen zeggen dat de Kerk ook “body” geeft – dat ze inhoud en uitdrukking geeft – aan de verrijzenis.
Laat ons even de tekst van het evangelie van dichterbij bekijken en met name de drie hoofdpersonages: Maria Magdalena, Petrus en hij die genoemd wordt “de andere leerling”.
Maria Magdalena komt bij het graf. Is ze alleen? Op het eerste gezicht wel. Maar dat is ze niet want ze zal zeggen: “Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij (in het meervoud!) weten niet waar ze Hem hebben neergelegd”. De andere evangelisten spreken uitdrukkelijk van meerdere vrouwen bij het graf.
Maria loopt ook onmiddellijk naar de andere leerlingen. Dat is haar spontane reflex. We lezen: “Zij liep dus snel naar Simon Petrus en naar de andere, de door Jezus beminde leerling”. Het woordje “dus” is niet vertaald. Het heeft nochtans zijn belang. “Dus” betekent dat er een reden achter zit. Petrus is de eerste van de apostelen. De “andere leerling” is “de door Jezus beminde leerling”. Ze hebben beiden een bijzondere positie in de Kerk. “Dus” loopt Maria Magdalena eerst naar hen.
Nog iets belangrijks over Maria Magdalena. Zij is een vrouw. Zij zal de eerste getuige en de eerste verkondiger van de verrijzenis zijn. Daarom zal ze later “de apostel van de apostelen” genoemd worden, de gezondene naar de gezondenen. Terecht zoals blijkt uit het vervolg van ons evangelie. Zij herkent de Verrezene bij het noemen van haar naam en roept uit: Rabboeni, “Meester”, wat veronderstelt dat zij zelf tot de groep van de leerlingen behoort. Wellicht is het goed om dit te bedenken nu de Kerk zich bezint over de rol van de vrouw in onze kerkgemeenschap. Ook na de verschijning van de Verrezene aan haar zal ze opnieuw allereerst aan de andere leerlingen berichten dat ze de Heer heeft gezien.
Petrus. Petrus snelt met “de andere, de door Jezus beminde leerling” naar het open graf. De andere leerling loopt wel sneller, maar hij stopt bij de ingang van het graf en wacht tot Petrus aankomt, die hij eerst laat binnengaan! Petrus heeft duidelijk de prioriteit. Het is een aanwijzing dat Petrus “de eerste van de apostelen” is. Hij heeft de leiding van de jonge Kerk al in handen. Jezus heeft hem immers de sleutelrol toebedeeld. Ook al heeft Jezus “de andere leerling” bijzonder lief, toch is Petrus de eerste. Dit is de structuur die Jezus zelf aangebracht heeft binnen de groep van zijn leerlingen.
En nu iets over “de andere, de door Jezus beminde leerling”. Intrigerend eigenlijk. Waarom gebruik ik voortdurend die uitdrukking in plaats van hem een naam te geven? Ik doe het in navolging van de evangelist Johannes. Maar waarom spreekt de evangelist Johannes dan nooit expliciet over Johannes? Of zou het om iemand anders gaan? Misschien zelfs… om ieder van ons? Zijn we niet allen geroepen om door Jezus beminde leerlingen te worden? Wat is de Kerk anders? Zij is inderdaad een gemeenschap van “leerlingen”, van mensen die Jezus “leren” liefhebben. Ze leren Hem liefhebben voor zichzelf. Ze leren ook anderen Hem liefhebben. En volgens ons evangelie is het door Jezus lief te hebben – door te leren Hem lief te hebben – dat we goed op weg zijn om te kunnen “zien en geloven”? Als ik zo de nadruk leg op dat leren, dan is het omdat de Kerk bestaat uit mensen die hun leven lang nog zoveel moeten leren. Neen, het gaat niet om het leren van theorieën over Jezus of God. Het gaat niet in de eerste plaats om een doctrine.
De Kerk bestaat uit mensen die Jezus leren beminnen met vallen en opstaan. Mensen die leren geloven zoals Jezus geloofde en die leren in Hem geloven.
En dat geloof maakt het verschil uit. Maar door dat geloof en die liefde “zien” ze wat zich nochtans niet aan de ogen van iedereen opdringt. Wie Jezus liefheeft is beter op weg om Hem als Verrezen Heer in zijn leven te ontmoeten. Hij “ziet” wat de rede en de verbeelding te boven gaat.
Met die andere leerling die Jezus liefhad, komen we inderdaad in de Kerk terecht. De Kerk geeft niet alleen inhoud maar ook elan en geestdrift aan ons geloof. We zien dat in heel onze tekst. Iedereen trekt mekaar mee. Maria Magdalena “loopt” naar de andere leerlingen. Petrus en de andere leerling “lopen vlug” naar het graf. De tekst benadrukt dat ze “alle twee samen” lopen. Maar dat verhindert niet dat “de andere leerling” wat sneller loopt dan Petrus. Samen betekent dus niet noodzakelijk op een identieke snelheid. Je kan intiem samen zijn in het leven en toch een eigen ritme hebben. En dat kan precies omdat je verbonden bent op een dieper niveau. Leerlingen van dezelfde Jezus zijn, verhindert niet ieders relatie op een eigen manier en eigen snelheid evolueert. We staan niet noodzakelijk even ver in het geloof. Dat is “eenheid in verscheidenheid”. En dat zijn we vandaag meer dan ooit aan het leren, niet enkel op het niveau van onze eigen kerkgemeenschap maar ook op het niveau van de wereldkerk.
Ik onderlijn nog even een ander element, nl. de bijzondere aandacht die we in de Kerk hebben voor de Schrift. Op het einde van onze evangelielezing staat dat ze “de Schrift” nog niet begrepen hadden. De leerlingen zullen na Jezus’ verrijzenis zich samen nog veel over de Schrift buigen om te begrijpen wat Hij gezegd en gedaan heeft tijdens zijn leven. En ze zullen hun ervaringen voor ons “op Schrift stellen”. De Schrift is een bron die nooit opdroogt. Integendeel. Samen in gemeenschap de betekenis zoeken van die Schrift is voor ons, mensen van vandaag, nog steeds een belangrijke vorm van Kerk zijn.
Hoe kan ik de taak van de Kerk nu samenvatten als belangrijk voor ons verrijzenisgeloof?
In het evangelie van vandaag vind ik elementen terug van een echt synodale Kerk waarover we het sinds een paar jaar zoveel over hebben.
We zien in onze tekst dat niet iedereen onmiddellijk hetzelfde gelooft. Soms zie je zonder onmiddellijk te geloven. Dat is zo bij Maria Magdalena en bij Petrus. Dat kan ook nu nog binnen de Kerk. Het geloof is immers een levenslange weg, waarin we vooruitgaan, maar soms ook achteruitgaan. We worden door anderen geïnspireerd en meegetrokken. Ze helpen ons zien. Hun geloof is aanstekelijk.
Geloof is een vertrouwensrelatie. De Kerk is de plaats waar we leren vertrouwen hebben, waar we ons geloof delen, een geloof dat misschien doorkruist is door vragen en twijfels. We zullen volgende zondag horen over het tastend geloof van Thomas.
Maar bij alles wat ik hier opgesomd heb mogen we nooit vergeten dat Jezus de initiatiefnemer is. Hij toont zich als de Verrezene. Hij ligt aan de oorsprong van de Kerk. Hij stuurt ons zijn Geest die ons open maakt voor het geloof. Hij helpt onze Kerkgemeenschap zich steeds opnieuw vernieuwen vanuit het evangelie.
Broeders en zusters,
dankzij zijn verrijzenis kunnen we Jezus als onze eerste Broeder herkennen. Als Kerk zijn we steeds – allen samen – op weg naar Hem. De Verrezene vraagt ons om in dienst van de wereld te staan, om Hem als de levende Heer te verkondigen, en dat niet alleen met woorden (steunend op de Schrift), maar vooral in heel onze manier van doen.
De Heer is verrezen! Hij is werkelijk verrezen! Alleluia!