Op een dag regende het zo lang en zo hard,
dat de hele streek overstroomde.
Een heel gelovig man klom op zijn dak.
Er kwam een reddingsboot langs die hem wilde meenemen.
Maar de man zei: ‘God zal wel voor mij zorgen’
en hij stuurde de boot weg.
Het bleef stormen en regenen, en het water bleef stijgen.
Nu stond het water tot aan zijn kin.
Er kwam een roeiboot langs die hem wilde redden,
en weer weigerde de man. ‘Ik vertrouw op God’, zei hij,
‘Hij komt me wel helpen.’
Het water steeg nog hoger.
De man kon nauwelijks ademhalen.
Toen kwam er een helikopter.
De bemanning liet een ladder zakken om hem te redden.
Maar de man zei: ‘Ga maar weg. God zal me redden.’
Maar het bleef regenen en het water bleef stijgen.
Tenslotte verdronk de man.
Hij ging naar de hemel.
Toen hij God zag, riep hij:
‘God, ik had zoveel vertrouwen in U.
Ik geloofde heel sterk in U.
Waarom heeft U mij niet gered?’
Toen krabde God zich op het hoofd en zei:
‘Ik begrijp er niets van!
Ik heb je nog wel twee boten en een helikopter gestuurd!’