Met welke pietluttigheden dient Jezus zich bezig te houden, kunnen we denken bij het lezen of horen van het evangelie van volgende zondag (Marcus 7,1-8.14-15.21-23). Het ritueel reinigen van de handen voor het eten, van vaat- en koperwerk...? Zijn er geen belangrijker dingen om van wakker te liggen?
Dat we onze handen wassen voor het eten, is nogal wiedes. Maar reinheid is in de discussie tussen Jezus en de Schriftgeleerden niet in hygiënische zin te verstaan. Vooraleer je tot God nadert, moet je je ontdoen van alles wat het contact met Hem in de weg staat. We kennen elk onze eigen kleine en grote gebreken. Ons daarvan bewust zijn en daarvan af willen, is geen pietluttigheid. Het gaat om de vraag: wat is ware godsdienst? Het antwoord van Jezus is duidelijk: God wil dat wij Hem liefhebben met geheel ons hart, ons verstand en onze kracht, en dat wij de naaste liefhebben als onszelf. Jezus verweet de Farizeeën dat ze die goddelijke opdracht verruild hadden voor een wetsysteem van eigen makelij. Gewone mensen zijn daar het eerste slachtoffer van, omdat ze van al die regels geen weet hebben. Hij zag dus dat die regels een ongelijkheid in het leven roepen. Neen, zegt Jezus, gehoorzaamheid aan Gods liefdesgebod is belangrijker dan de regels die mensen anderen voorhouden.
Wat kunnen wij met dit evangelie aanvangen als christenen in de 21ste eeuw? Het probleem van wat rein en onrein is, is niet meer ons probleem. Toch zien we ook in onze samenleving steeds meer de vraag opkomen naar meer duidelijkheid, naar klare uitspraken, naar ondubbelzinnige gedragsregels. Mensen willen weten waar het op staat: waar dienen we ons aan te houden? Of, zoals in de eerste lezing uit Deuteronomium (Deuteronomium 4,1-2.6-8): welke voorschriften en bepalingen moeten we stipt ten uitvoer brengen om het echte leven te bezitten? Waar moeten we aan beantwoorden om een goed christen te zijn? Dat zijn terechte vragen. Het antwoord erop kan ons helpen om richting te geven aan ons leven. Maar tegelijkertijd moeten we beseffen dat, wie we daadwerkelijk zijn voor een ander, belangrijker is dan het woordelijk beamen van welbepaalde geloofsinhouden. Het is een voortdurend zoeken naar evenwicht tussen onze gezindheid en ons feitelijk gedrag. Ik zou zeggen: hoe meer we erin slagen ons gedrag met ons hart te verbinden, hoe breder onze glimlach wordt. En daar wordt iedereen beter van.
Er was een lied dat vroeger wel eens in de kerk gezongen werd. Het zegt goed waar het om gaat:
“Gewoon maar zijn wie je bent
met je pijn, je verdriet,
je lach en je lied;
alleen maar alleen omdat
een ander jou recht in de ogen ziet.”
Jos Houthuys