Schone schijn
De reeks lezingen uit Johannes is ten einde, wij sluiten weer aan bij het Marcusevangelie en het is direct prijs.
Enige Farizeeën en enkele Schriftgeleerden uit Jeruzalem komen bij Jezus samen.
Je zou denken dat ze dat doen om een goed gesprek te voeren over God, de Messias, de leer van Jezus. Maar het is helemaal niet zo, ze komen kijken en dan nog liefst om iets negatiefs te ontdekken en dat doen ze ook.
Ze zien dat enkele van Jezus’ leerlingen eten met onreine, dat wil zeggen ongewassen handen.
Reinheid is een term die zeker in godsdienstig verband gebruikt wordt, een reine offerande, een rein hart, hetgeen God behaagt.
Met ‘on-gewassen’ zitten we op het domein van de hygiëne, dat heeft helemaal niets met godsdienst te maken, met propere handen eten kan toch maar voor iedereen goed zijn.
Hoewel daarover niets in de Wet staat, brengen Jezus’ gesprekspartners het onderwerp toch op godsdienstig terrein.
Voor hen telt immers niet alleen de Wet van Mozes die in de Bijbel staat, en daar staat reeds heel veel in. Zij hechten immers ook veel belang aan de overlevering van hun voorvaderen, aan een aantal gewoonten en tradities.
Marcus geeft er een reeks voorbeelden van: als ze van de markt komen reinigen ze zich vooraleer te eten, bekers, kruiken en koperen vaten moeten afgewassen worden. Dat is heel goed, dan doen wij ook, maar voor ons heeft dat niets met geloof te maken.
De Farizeeën en Schriftgeleerden voelen zich daarmee wel op godsdienstig terrein en interpelleren daarover de Heer. ‘Waarom gedragen uw leerlingen zich niet volgens de overlevering van de vaderen, maar eten ze met onreine handen?’
Voor Jezus heeft dat helemaal niets te maken met geloof en met zijn zending, Hij doorziet wat het is, een poging om Hem en zijn leer in diskrediet te brengen.
Jezus gaat direct tot de tegenaanval over en doet daarvoor een beroep op het gezag van de profeet Jesaja.
Die heeft deze huichelarij reeds lang geleden aan de kaak gesteld.
rofeten zijn immers mensen die durven zeggen waar het op aan komt.
Het gaat alleen om de schone schijn, jullie mond is vol van God en zijn gebod, maar van binnen, in uw hart, daar waar een mens echt leeft, zijt ge ver van Mij. Ge eert Mij, heel zeker, dit hele land is vol van eredienst, van gebeden en onderrichting in de Wet, maar dat is niet wat Ik wil, immers jullie hart is ver van Mij en voor Mij is dat het enige wat van belang is.
De geboden die Ik jullie door Mozes gegeven heb, laat ge gewoon aan de kant, kijk maar eens hoe jullie er op los leven en hoe jullie de medemensen behandelen. Essentiële zaken hebben voor jullie geen belang, maar die overlevering van jullie vaderen, daar komen jullie voor op en vallen jullie Mij en mijn leerlingen aan.
Jezus heeft de Farizeeën en Schriftgeleerden duidelijk gemaakt wat voor God van belang is, nu zal Hij het aan het hele volk klaar en duidelijk zeggen.
Het zijn niet uitwendigheden, propere of vuile handen die een mens bezoedelen die hem voor God onrein maken, niet wat van buiten af in de mens komt verwijdert hem van God.
Kijk liever eens naar wat er uit de mens komt, wat leeft in jullie hart en wat er in jullie levenswijze te ontdekken valt, dat is helemaal niet fraai.
Dan volgen niet minder dan elf soort daden die God helemaal niet behagen en die onze wereld ongelukkig maken, zoals moord, echtbreuk, lichtzinnigheid, die komen vanuit het hart van de mens, die maken hem en onze wereld bezoedeld, helemaal anders dan God wil.
“Het is goed in ’t eigen hart te kijken’, zo eindigt een mooi gedicht.
Dat is dan ook wat we moeten doen: waaraan denken wij, wat verlangen wij echt?
Is het geld, geld en nog eens geld, genot vandaag en morgen, macht over de anderen?
Als we dat verlangen zijn we inderdaad ver van God, dan is ons hart bezoedeld en ziet onze wereld er veel minder mooi uit.
En dan kan God niet anders dan spijtig zijn om wat er van zijn plannen terechtgekomen is.
Dan zijn alle gebeden en lofzangen slechts schone schijn, dan gelden Jezus’ harde woorden ook voor ons.
Dat moeten we te allen prijs vermijden, met een zuiver hart en goede daden.
Luc De Baene