Na het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming werd ik aan het portaal aangesproken door enkele kerkgangers. De eerste lezing kwam uit het boek Openbaring van Johannes, ook wel gekend als Apocalyps (11,19a; 12,1.3-6a.10ab). De gebruikte beelden van een draak met zeven koppen die een barende vrouw bedreigt, spreekt niet alleen tot de verbeelding maar doet ook veel vragen stellen. In dit artikeltje probeer ik wat meer klaarheid te scheppen bij dat vreemde boek waarin Johannes ons iets openbaart.
Een apart literair genre
De Bijbel bestaat, zoals je weet, uit verschillende boeken (73 om precies te zijn: 46 in het Oude Testament, 27 in het Nieuwe Testament). In die boeken vinden we een heel uitgebreid gamma aan literaire genres: wetteksten, brieven, gedichten en gebeden, verhalen, toespraken, profetieën, … Één van die literaire genres is de apocalyptische literatuur.
Het woord ‘apocalyps’ komt van het Griekse werkwoord apokaluptein wat letterlijk vertaald wil zeggen: onthullen, of: aan het licht brengen wat verborgen was. Apocalyptische literatuur wil dus onthullen, de sluier wegnemen, om zo een waarheid te openbaren. Eigenlijk doet apocalyptische literatuur hetzelfde als de profeten: ze houden een toekomst voor. Verschil is wel dat de profeten hoopvol zijn: er is ommekeer nodig – bekeer je! Apocalyptische literatuur is eerder pessimistisch en gaat over “het einde der tijden”. Het oude heeft afgedaan en een compleet nieuw begin kondigt zich aan.
In moeilijke tijden
Apocalyptiek ontstaat in crisissituaties. Peter Schmidt, Bijbelkenner van ons bisdom, zegt: “Apocalyptiek is verbonden met benarde historische situaties. Pijn en crisis zijn de geboortekamers van de apocalyptiek. In het jodendom is de apocalyptiek geboren tegen de achtergrond van grote verdrukking”. Inderdaad: ook in ons Oude Testament, de joodse Bijbel, vinden we zulke literatuur terug. Niet in één apart boek, zoals de Openbaring van Johannes, maar wel in andere boeken vinden we deze teksten terug: in het boek Daniël, en bij de profeten Jesaja, Ezechiël en Zacharia.
Het boek van Johannes’ openbaring is ook in een moeilijke tijd ontstaan. Hoewel het niet héél precies te achterhalen is wanneer (en door wie) het is geschreven, wordt algemeen aangenomen dat de vervolgingen onder keizer Nero (64) en zeker keizer Domitianus (91-96) de achtergronden zijn van dit geschrift. De vervolging van de eerste christenen toont zich in de leefwereld van die eerste christenen en in het Bijbelboek wordt dit verwoord als een grote strijd tussen goed en kwaad, tussen God en de Satan.
Belangrijk om te benadrukken is dat we de apocalyptische literatuur (en eigenlijk de gehele Bijbel) niet fundamentalistisch mogen lezen. De Bijbelse profetieën en apocalyptische visioenen zijn geen waarzeggerij of toekomstvoorspellingen. Wel worden doorheen visioenen en profetieën hoop en toekomst aangeboden met steeds weer dezelfde achterliggende boodschap: “bekeer u” (profeten) en “hou moed” (apocalyptiek). Dit doen de auteurs met behulp van beelden en symbolen, en zo moeten we die teksten dan ook tot ons nemen.
Goed om weten is dat omzeggens de helft van de verzen naar de Joodse Bijbel (ons Oude Testament) verwijzen of citeren: de ondergrond van de “oude” profeten en geschriften zijn dus als vruchtbare humus om te begrijpen wat begrepen moet worden.
Zie, het Lam van God!
Ik probeer kort aan te geven wat er in het Bijbelboek gezegd wordt. In een rijke beeldtaal wordt ons een strijd voorgehouden tussen satanische en goddelijke machten. De uiteindelijke overwinning is die van God. Sterker nog: Christus als het Lam Gods zal de overwinnaar zijn. In een goddelijke hemelse liturgie wordt die overwinning gevierd. Trouwens, wie de kleurenpracht van het retabel van de gebroeders Van Eyck in de Gentse kathedraal al eens bewonderde, ziet de eindtijd glorieus afgebeeld.
Het boek van de Openbaringen wil dus een hoopvol perspectief geven te midden van een dreigende en sombere realiteit. Het wil het vertrouwen aansterken door in zekere zin te herhalen wat reeds in de Verrijzenisverhalen naar voren komt: niet de dood heeft het laatste woord, niet het Kwaad. God zal heersen, de Heer van het Leven wint.
De kerninhoud van het boek is “trouw aan Christus, hoop en volharding, zekerheid van Godsoverwinning – en wil een boodschap zijn die klaar en open is, die heel het gelovige volk aangaat, en bestemd is om publiek voor te lezen” (Schmidt).
Vier delen
In het eerste deel, het “voorwoord” en het roepingsvisioen, wordt al meteen de toon gezet: alles is onderworpen door de Albeheerser, de Alfa en de Omega, Begin en Einde – door de verlossing van het bloed van het Lam.
Vervolgens komen er brieven aan de zeven kerken met een profetische en pastorale boodschap: wees trouw en standvastig – wie oren heeft om te horen: luister naar de Geest.
Het hoofddeel zijn de eigenlijke visioenen die het Lam Gods onthullen. Uiteindelijk zal God (opnieuw) zijn woning onder de mensen vestigen: een nieuw Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt.
Als vierde en laatste deel, het slotwoord, staat in het teken van de hoop. “Zie, ik zal er spoedig zijn”, zegt de Heer (22,20).
Een smeekbede
Het Bijbelboek eindigt met een smeekbede, als antwoord op de belofte van de spoedige wederkomst: “Kom, Heer Jezus!”. Het verlangen op de terugkeer van de Heer sluit niet alleen de Openbaring van Johannes af, maar onze gehele heilige Schrift. Een nadenkertje ook aan het einde van dit artikel: leven wij in die verwachting? Dat de Heer weer onder ons zou komen, liever vandaag dan morgen? Het Rijk Gods zou dan definitief doorbreken en gerealiseerd zijn: geen visioen meer, geen profetie, niet meer enkel begonnen door Christus maar “afgewerkt”! De hemel op aarde, een paradijs om in te wonen – de Schepping zoals God ze heeft bedoeld! “Kom, Heer Jezus, kom!”
Tot zaterdag of zondag
Pr. Herbert