Mee de voorwaarden scheppen voor humane omgangsvormen is nooit verkeerd. Toch valt te betreuren hoe dat essentiële debat eenzijdig op basis van arbeidsvoorwaarden is gevoerd. Concreet blijkt met name wrang hoe we ons op een afstand gul tonen met verlof maar alsmaar minder onze persoonlijke tijd spenderen aan familieleden, kennissen of buren die treuren. Volgens deskundigen zijn contacten in periodes van treurnis immers veel schaarser dan voorheen. Wie achterblijft, blijft vooral alleen achter. Het Bijbelse beeld van een rouwende Job rond wie vrienden dagenlang stil waken, staat haaks op onze realiteit.
Uiteraard is verdriet niet eindeloos (mede)deelbaar. Een fundamentele machteloosheid in de confrontatie met eindigheid is des mensen. Toch zit onze vrije samenleving meer dan voorheen in de knoop met het levenseinde. Een onmiskenbare onbehaaglijkheid gaat daarbij samen met ritueel onvermogen. Ziekenhuispastores getuigen dat familieleden van overledenen het afscheid geregeld compleet in hun handen leggen, omdat (kruis)tekens of teksten inmiddels weinig vertrouwd of zelfs totaal onbekend zijn. Het streven naar originele uitvaartdiensten berust overigens op een levensgrote misvatting. Hoe sterk we individuele levensverhalen van naasten ook met ritueel geknutsel in de verf zetten, bij een overlijden bieden vooral de grote verhalen troost. En alleen doorleefde rituelen werken troostend.
Ons levenseinde opnieuw een passende plaats geven in het alledaagse bestaan blijkt maatschappelijk en psychologisch geen evidentie. Evenmin dient zich daartoe één evidente weg aan. De tijd is voorbij dat een absolute meerderheid hetzelfde onwankelbare vertrouwen heeft in een werkelijkheid voorbij de aardse. Wel blijft de enige werkzame tegenkracht voor alle vluchtigheid zonder twijfel zingeving, als we die tenminste aansprekend vertalen. In zijn inspirerende essay (zie blz. 10-11) bevestigt priester Mark Delrue in die zin hoe we onze visie op de onherroepelijke dood doorlopend dienen bij te stellen. Voor deze kunstkenner zijn onze beelden van leven, zin en heengaan niet eeuwig, maar dienen we ze te herkneden, met een blik op het oerbeeld.
Een dergelijke plastische oefening in de traditie nieuw maken heeft onder anderen Nederlands hoogleraar zorgethiek Carlo Leget met verve ondernomen. Zijn eigentijdse model voor een ars moriendi of stervenskunst blijkt niet toevallig op de westerse godsdienstige traditie geënt. Godsgeloof helpt het centrum te verleggen van ons “kleine ik” naar iets zowel groters als hogers en tilt onze liefde van de onvolmaakte naar een meer onbaatzuchtige variant. Simultaan drukt Leget ons op het hart geregeld in de eigen ziel te kijken. Elke sterveling roept hij op essentiële zinvragen over liefde, leven en geloof niet weg te duwen tot een ziekte ze ons in het gezicht gooit. Elk van ons wenst hij daarvoor “innerlijke ruimte” toe. Een geestelijk rustpunt om stil te staan bij het eigen einde. Meteen is diezelfde binnenplaats de aangewezen plek voor rouwarbeid. Of hoe verwerken niet alleen aangepaste (werk)tijd vergt, maar eerst en vooral innerlijke ruimte.
Uw reacties zijn welkom op joris.delporte@tertio.be
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.