Bókanga mái malámu.
De toiletten van het Congolese consulaat spreken Lingala. Ik Swahili, met de dame achter de formulierenstapel. Het gaat op z’n Afrikaans, dat visum regelen, met veel geduld en geglimlach. Maak ik me nu reeds schuldig aan stereotypen?
In de wachtkamer zitten mannen. Ze praten over hoe het Swahili van Bukavu verschilt van het Swahili Sanifu, de standaardtaal uit Tanzania. Mijn ogen lachen pretlichtjes. Ik herinner me net hetzelfde.
Skype
De vrouw tegenover me schat me jonger dan ik ben. Zeventien. Ze vraagt of mijn ouders mee zullen reizen. Neen, en mijn zussen ook niet. Elles vont te manquer? Ja, dat wel. Steeds vaker doet mama me eraan denken dat ik haar toch echt eens moet leren skypen. Ik maak een mentale nota — morgen, zonder twijfel.
Habari gani? Het gaat goed, dank je. Soms kriebelt het. Dertig dagen duren lang. Ze kruipen en vervelen zonder invulling. Vanavond rijdt mijn trein naar Gent. Een vriendin zet gemberthee, Arjan Appadurai wacht in de Boekentoren. Als straks de kinderen weer dagelijks op de schoolbanken zitten, zal ik een stapel bachelorproefboeken lezen.
Ik popel en dagdroom over veldwerk en informanten. Dertig dagen zijn zo kort.
Ik plande een afscheidsbabbel. Familie en vrienden schreven lieve woorden in een recyclageschrift. Zaterdag nam ik deel aan een masterclass voor duurzame ontwikkeling. Jonge mensen willen het anders, ze starten coöperatieven op. Een gereedschapsbibliotheek, eerlijke kleding, buurderijen en slimme applicaties.
We wasten af met Ecover, volgden workshops over deeleconomie en complementaire munten. We aten biologisch en vegetarisch, met optie veganisme, mijn lichaam bedankte hartelijk. Tot op de klimaattrein naar Parijs? Nogal ver, vanuit Congo.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.