De beleidsnota ‘Gelovig afscheid vieren’ onder de aandacht
In de uitvaartliturgie klopt het hart van een gemeenschap die rouwt. Ook en vooral op het moment van afscheid wil de kerkgemeenschap voor God gaan staan. Alle pijn en verdriet worden in de liturgie meegenomen. Zoals in de psalmen, mogen alle menselijke gevoelens aan bod komen. Naast angst en woede komen in de dienst ook dankbaarheid en genegenheid naar boven. Wanhoop mengt zich met vertrouwen, en omgekeerd. Eigen aan de uitvaartliturgie is niet de zekerheid van de gemeenschap dat het allemaal wel goed zal komen. Eigen is dat mensen samen in het licht gaan staan van een diepe hoop: dat Gods liefde sterker is dan de dood en het afscheid. Naast de naam van de overledene klinkt tijdens de uitvaartliturgie nog een andere naam: de naam van Jezus, in wie Gods liefde ons eens en voorgoed is toegezegd. In het licht van zijn verrijzenis opent zich een onvoorstelbaar perspectief: “Jezus zei haar (Martha): “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit ?” (Joh. 11, 25-26). We vieren de uitvaartliturgie op het kruispunt van de pijnlijke ervaring van het verlies met de blijde boodschap van de verrijzenis. Het is evangelie op het scherp van de snee. Daarom is elke uitvaartliturgie voor onze kerkgemeenschap een belangrijk moment van zorgzame dienstbaarheid en evangelische verkondiging.