Een koning wil zijn financies op orde krijgen en vordert van een dienaar een immense som terug. Maar die pleit verzachtende omstandigheden en krijgt respijt. Nee, geen schuldspreidingsplan, maar meteen een totaal blanke lei! De voorwaarde? Dat hij op zijn beurt evenzo met zijn schuldenaars omgaat. Maar dat pakt anders uit. De dienaar dreigt al om een pruts met deurwaarders en gevangenis. Waarop de koning in woede ontsteekt …
Petrus is de vierentwintigste zondag weer graag de vlijtigste van de klas. Hij wil weten, hoe vaak hij zijn broeder moet vergeven. Hij hoort Jezus’ antwoord en had dan nog willen weten, of zeven maal negenenzestig ook al goed is … Maar de Meester legt het slim aan boord. De parabel sluit de minste sympathie voor de meedogenloze dienaar uit. De les is geleerd.
Zijn Vader goed gek? Nee, mateloos goed. Hij cijfert niet. Hij vergeldt ons niet naar onze schuld, maar naar ons kwijtschelden. Wie zijn verlangen inlost, be- en afrekening mijdt, wrok en wraak bant en keer op keer voluit en van harte vergeeft, sluit Hij in zijn welbehagen. Voor hoeveel dagen, zou Petrus nog gewagen te vragen … Voorgoed