DE GELOOFSBELIJDENIS
Na in de kerk gepreekt te hebben over de geloofsbelijdenissen heeft het zin om eens een artikelenreeks te brengen over de geloofsbelijdenis. Elke zondagse eucharistieviering immers wordt deze door de gemeenschap uitgesproken. In de eerste Korinthiërsbrief citeert Paulus een korte geloofsbelijdenis. Hij voegt er aan toe: “In welke bewoordingen heb ik het u verkondigd? Ik neem aan dat gij die onthouden hebt; anders zoudt gij het geloof zonder nadenken hebben aanvaard”.
Waarom bespreken we de geloofsbelijdenissen? Dat heeft te maken met wie we zijn als gelovigen. Daarom eerst een algemene inleiding. In de volgende artikels zullen we dan ingaan op wat betekent het ons geloof te ‘belijden’. Verder zal aan bod komen: waar komen de geloofsbelijdenissen vandaan, hoe zijn ze opgebouwd, waar worden ze gebeden en wat wordt er in verklaard. Hopelijk zal dit ons helpen met meer inzicht elke week een geloofsbelijdenis te bidden.
1. Algemene Inleiding
Op de eerste plaats is de kern van het Christendom niet iets, maar iemand: Jezus, die als Christus beleden wordt, zoals over Hem verhaald wordt in de bijbel en verkondigd door de Kerk.
Fundamenteel gaat het hele Christendom dus over die historische figuur van Jezus van Nazareth, die door zijn volgelingen als de Christus (gezalfde) werd gezien: diegene die de wereld verlossen zou van het kwaad.
Wat over Hem verteld wordt staat in de bijbel (Nieuwe Testament). Deze geschriften worden als normatief voor het geloof gezien. Maar er zijn vele interpretaties mogelijk: daarom speelt ook de traditie een rol. Het is hoe de vele generaties christenen op hun beurt deze Christus hebben leren kennen. Er is een doorlopende lijn van de eerste geloofsverkondiging tot nu. Dit noemen wij de traditie.
Wij staan in die traditie. Geloven doe je nooit op je eentje. Het is altijd samen met anderen. Wat men gelooft vindt men immers niet zelf uit, maar wordt aangereikt, gegeven. Hierin speelt de huidige geloofsgemeenschap een rol, maar ook de gemeenschap uit het verleden. Geloven is het resultaat van 'horen', 'luisteren', het in zich opnemen en het eigen beleven. Door te antwoorden 'ik geloof' sluit men zich aan bij het 'wij' van de gemeenschap, van allen die geloven.
Geloven houdt dus in dat men niet zomaar bepaalt wat men kan geloven. Er wordt niet een vaag iets verteld, maar een welomschreven inhoud. Het heeft zin een concrete tekst ter bespreking te nemen, die door christenen over de hele wereld en doorheen alle tijden aanvaard werd en wordt. Zulk een tekst is de geloofsbelijdenis.
2. Woorden verklaard
a) geloofsbelijdenis: belijdenis komt van be-lijden. Lijden betekent in dit verband: gaan (zo betekent over-lijden over-gaan, denk ook aan 'lang geleden'). 'be-' is een intensivering ervan: de weg van het geloof gaan. Een 'belijder' is iemand die zijn leven lang zijn geloof beleefd heeft.
Zo wordt 'belijden' tot 'be-kennen' (denk aan schuldbelijdenis)
b) symbolum: (syn-ballein, Grieks) is een term uit de economie. Men was in de oudheid gewoon ter herkenning van twee vennoten een bepaald voorwerp (zoals een stok of een munt) in twee te breken. Elke vennoot kreeg hiervan een stuk (tessara geheten). Als men deze stukken dan later samen legde (syn ballein = samen leggen) kon men daaraan het vennootschap bewijzen of herkennen. Zo werd het symbolum een herkennings- en onderscheidingsteken.
c) credo: de eerste woorden van de Latijnse (lange) geloofsbelijdenis
Het is mogelijk om het werkwoord 'credere' (geloven) met verschillende constructies te laten samengaan.
- credere Deum (esse): geloven dat God bestaat
- credere Deo: geloven op het gezag van God (ik geloof je als je zegt dat het zal regenen)
- credere in Deum: geloven naar God toe (richting, verlangen)
Het is deze laatste vorm die gebruikt wordt in het 'credo'
Interessant is ook dat ‘credere’ door sommigen wordt geïnterpreteerd als ‘cor dare’, zijn hart geven.
d) 'geloven' betekent: 'voor waar houden', 'vertrouwen', 'waarde hechten aan'. Door te zeggen 'Ik geloof' verbinden wij ons in vertrouwen met God.
'Geloven' is geen vaststelling van een waarheid die waarschijnlijk is, maar te onzeker om echt te weten. 'Geloven' behoort tot de groep van taaldaden die 'performatief' worden genoemd; het is een 'ja' tot God die ons zijn verbond aanbiedt.
e) de twaalf artikelen van het geloof
'articulaties' zijn gewrichten (scharnieren). Het gaat dus om twaalf 'scharnierpunten' van het geloof. Het zijn twaalf duidelijke geloofsuitspraken. Twaalf slaat op het getal van de apostelen.
3. Het Nieuwe Testament en de geloofsbelijdenissen
De geloofsbelijdenissen komen niet zo maar ‘uit de lucht’ vallen. Ze zijn gebaseerd op wat in het Nieuwe Testament staat. Het meest uitdrukkelijk vinden we een geloofsbelijdenis in de Eerste Brief aan de Korinthiërs van Paulus. Deze tekst uit de jaren 50 na Christus verwijst op zich naar een nog oudere tekst, wellicht afkomstig van de eerste geloofsgemeenschap.
We lezen de tekst nog even samen:
“1 Broeders, ik wijs u nog eens op het evangelie dat ik u heb verkondigd, dat u hebt aanvaard, waarop u gegrondvest bent
2 en waardoor u ook gered wordt, tenminste als u zich houdt aan de bewoordingen waarin ik het u verkondigd heb; anders zou u het geloof zonder nadenken hebben aanvaard.
3 In de eerste plaats heb ik u doorgegeven wat ik zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften
4 en dat hij begraven is, en opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften;
5 en dat hij is verschenen aan Kefas en daarna aan de twaalf.
6 Vervolgens is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nog in leven zijn; sommigen evenwel gestorven zijn.
7 Vervolgens is hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen.
8 Het laatst van allen, als aan een misgeboorte, is hij ook verschenen aan mij.
(1 Kor 15, 1-8)
Vooreerst wijst Paulus er op dat dit een belangrijke tekst is, waarvan de woorden te onthouden zijn en over moet nagedacht worden.
Vervolgens blijkt dat Paulus, die bij een vorig bezoek hen deze Blijde Boodschap heeft gebracht, zelf deze inhoud als overlevering vroeger heeft ontvangen. Paulus is daar geweest rond het begin van de jaren 50 na Christus. De tekst is dus van voor deze datum. Wellicht heeft Paulus dit alles vernomen toen hij na zijn bekering bij de apostelen vertoefde.
De kern van de geloofsbelijdenis vertelt: “Christus is gestorven, begraven, opgestaan op de derde dag en verschenen”. Daar mee zitten we heel dicht bij het begin van het Christendom. Dit stemt ook overeen met de verschillende verrijzenisvoorspellingen uit het Nieuwe Testament.
In de evangelies spreken mensen hun geloof uit in Jezus als Messias, ‘Zoon van God’. Denk maar aan de honderdman aan het kruis, de Samaritaanse, Petrus, de kwade geesten (de Heilige Geest).
In de Handelingen vinden we de grote trekken van de latere geloofsbelijdenissen: Jezus Christus' menselijke, joodse, messiaanse afkomst, zijn lijden en verwerping, zijn dood en verrijzenis, de verschijningen, het zitten aan Gods rechterhand, de zending van de Geest, het wederkomen op het einde der tijden (Hand. 2;3;4;10).
Naast wat er verteld wordt over lijden, sterven, dood en verrijzenis van Jezus wordt ook de band met zijn Vader uitgedrukt. Dit noemt men dan de ‘tweeledige geloofsbelijdenis’. Een voorbeeld daarvan vinden we “Toch is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie het al voorkomt en voor wij bestemd zijn, en één Heer Jezus Christus, door wie het al bestaat en wij in het bijzonder’ (1 Kor. 8, 6). In deze tweeledige geloofsbelijdenis worden Vader en Heer (soms Zoon) naast elkaar genoemd. In de eucharistievieringen horen wij soms als begroeting: ’Genade en vrede zij u van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus’ (zo in 2 Tim. 1,2).
Maar een andere begroeting in de mis luidt: ‘De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap met de Heilige Geest zij met u allen’. ( zo in 2 Kor.13,13).
Hier is er sprake van een drietal die op gelijke voet staan. Het meest bekende is natuurlijk de opdracht tot dopen van Jezus bij zijn hemelvaart: ‘En doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest’ (Mt. 28, 19).
Het zou ons nu te ver voeren om te zien hoe ook andere punten uit het Nieuwe Testament in de geloofsbelijdenissen voorkomen. We zullen dit doen als we de geloofsbelijdenissen verder ontleden.
Nog een klein puntje over hoe het anders plaatsen van een komma een enorm verschil kan geven in betekenis. Daarbij is het nuttig om te weten dat in de oorspronkelijke Griekse teksten geen leestekens staan. Dit geeft aanleiding tot twee verschillende vertalingen die allebei mogelijk zijn.
Oordeel zelf over het verschil in betekenis van de vertaling van Romeinen 9, 5 (allebei mogelijk volgens de Willibrordvertaling van 1978):
‘uit hen komt de Christus voort naar het vlees, God, die boven alles verheven is, zij gezegend tot in eeuwigheid.’ – of -
‘ uit hen komt de Christus voort naar het vlees, die, boven alles verheven, God is, gezegend tot in eeuwigheid.’
4. De Apostolische Geloofsbelijdenis
Na het Nieuwe Testament, waarvan we in het vorige hoofdstukje een kort overzicht gaven wat de geloofsbelijdenis betreft, gaat de geschiedenis verder.
Het best gekend in onze streken zijn de zogenaamde ‘Twaalf artikelen van het geloof’. De tekst daarvan staat vast sinds 950. Deze tekst (textus receptus), die teruggevonden wordt in de Ordo Romanus, heeft echter veel oudere wortels.
Reeds in het begin van de derde eeuw vinden we deze geloofsbelijdenis in Rome, namelijk in de 'Traditio Apostolica' van Hippolytus van Rome (215-217).
De doopritus wordt beschreven, met zijn drievoudige vraag:
- Gelooft gij in God de almachtige?
- Gelooft gij in Jezus Christus, zoon van God, die geboren is door de heilige Geest uit de maagd Maria, en gekruisigd is onder Pontius Pilatus en gestorven is en begraven en die verrezen is uit de doden op de derde dag en opgevaren is ten hemel en zit aan de rechterhand van de Vader en die zal komen om te oordelen levenden en doden?
- Gelooft gij in de Heilige Geest en de heilige Kerk en de verrijzenis van het vlees.
Credis in Christus Jesum, Filium Dei, qui natus est de Spiritu Sancto ex Maria virgine, et crucifixus.
Deze geloofsbelijdenis behoort duidelijk tot een doopliturgie! We vinden deze vraag- antwoordvorm trouwens nog terug in de huidige liturgie van het doopsel en van de paasnacht.
Het is een tekst die vooral in Gallië gebruikt werd, en die ten tijde van Karel de Grote in Rome aanvaard is geworden.
Het is deze tekst die heden ten dage gekend is als de korte geloofsbelijdenis, en die (vroeger) de enige tekst was die de mensen in het Nederlands kenden.
Hoe apostolische is deze geloofsbelijdenis? Lang heeft men gedacht dat elk van de zogenaamde twaalf artikelen door telkens één apostel werden opgesteld. Dat verhaal is echter onhoudbaar gebleken.
Maar als we het woord ‘apostolisch’ interpreteren als ‘afkomstig van de tijd van de apostelen’ dan is het inderdaad zo dat elk van de artikelen zijn wortels vindt in het Nieuwe Testament.
Daarvoor verwijzen we weer naar het vorige hoofdstuk.
5. De Oosterse geloofsbelijdenissen
In de zondagsvieringen wordt heden ten dage soms een langere geloofsbelijdenis gebruikt, die (vroeger) in het Latijn gekend is als het “credo”. Vroeger, toen de mis nog in het Latijn was, werd deze credo gezongen op zondagen en hoogdagen.
De tekst heeft, evenals de apostolische geloofsbelijdenis, een lange geschiedenis. Op het concilie van Nicea in 325 kwamen, na drie eeuwen van vervolgingen en ondergronds leven, de bisschoppen voor een eerste keer samen. Ze vonden het belangrijk alle meningen over Christus en God te bespreken en samen te vatten wat nu eigenlijk aan de mensen moest geleerd worden. Er waren immers verschillende opvattingen over Jezus: dat Hij alleen mens was, of God in vermomming, of iets tussenin, of een mens door God geadopteerd als zoon enz. Dat de tekst in het Grieks werd opgesteld heeft ook te maken met het filosofisch kader waarin men aan theologie deed. Men gebruikte termen uit de Griekse filosofie (zoals ‘persoon’, ‘natuur’, wezen) om het christelijk geloof te verwoorden. De geloofsuitspraken van Nicea werden hernomen en aangevuld door Constantinopel (381) en later door het concilie van Chalcedon (451).
Dit symbolum is dus theologisch méér doordacht, scherper en ingewikkelder in verwoording dan de apostolische geloofsbelijdenis. Het is immers ontstaan tegen een achtergrond van meningsverschillen. Dat maakt dat ongeveer elke zin gewikt en gewogen is om toch maar, zo juist mogelijk, uit te drukken wat de ‘ware leer’ is. Zoals ook in de apostolische geloofsbelijdenis (de ‘Twaalf artikelen’) staat er echter niet alles in: er is geen sprake van eucharistie, van bijbel, van paus enz.
Deze tekst werd gebruikt bij het doopsel en de eucharistie. Vanuit het Oosten kwam hij naar Spanje, zo naar Gallië. Toen in 1014 keizer Hendrik II in Rome kwam, was hij verwonderd dat men daar de gewoonte niet kende om tijdens de eucharistie de geloofsbelijdenis te bidden. Benedictus VIII besliste toen dat voortaan overal in de (zondags-)mis de credo zou gebeden worden.
Niet alleen door Roomskatholieken wordt dit symbolum aanvaard. De Wereldraad der Kerken (Genève) maakt van de erkenning van dit symbolum een fundamentele voorwaarde om als 'christen' erkend te worden. De apostolische geloofsbelijdenis daarentegen is niet door alle christelijke kerken gekend.
Toch is er nog altijd een stukje verdeeldheid over de tekst. Zo zegt de Westerse Kerk over de Heilige Geest: ‘die voortkomt uit de Vader en de Zoon’, terwijl de Oosterse Kerk leert: ‘die voortkomt uit de Vader door de Zoon’. Dit meningsverschil heet het ‘Filioque’ (én de Zoon).
6. De opbouw van de geloofsbelijdenis
De trinitaire structuur
Zelfs bij een oppervlakkig doornemen van de geloofsbelijdenis(sen) valt het op hoe zij in drie stukken zijn te verdelen: er wordt achtereenvolgens gesproken over de Vader, de Zoon en de Geest. Het deel over de Vader is veruit het kortste, het deel over de Zoon het langste (centraal), dat over de Geest lijkt kort, maar is eigenlijk lang. Dit alles wijst op een trinitaire (drievoudige) structuur. Tot in de vorm van de geloofsbelijdenis wordt gewezen naar de Drieëenheid: Vader, Zoon en Geest. Deze drie goddelijke 'personen' worden trouwens aan elkaar gelijkwaardig gesteld.
De tijdsstructuur
Deze is enerzijds 'alomvattend': in het begin de schepping, op het einde het eindoordeel, de eindtijd. Het stemt overeen met wat we lezen in het boek van de Openbaring (Apocalyps): God is Alfa en Omega, begin en einde van alles.
Binnen deze 'mythische' tijd krijgen we een heel concreet tijdstip: 'onder Pontius Pilatus'. In het centrum van de geloofsbelijdenis wordt verwezen naar een punt van de menselijke geschiedenis. God wordt mens en treedt binnen in onze geschiedenis.
Ook in het stuk over Jezus Christus is de ‘mytische’ tijd aanwezig: 'geboren voor alle tijden uit de Vader - Hij zal wederkomen om te oordelen'.
Verder staat het verleden vermeld (de profeten, geboren uit de Maagd Maria), het verhaal van Jezus Christus. Het heden wordt vermeld als de Kerk wordt vernoemd: het is de concrete aanwezigheid van de Geest nu (met doopsel, vergiffenis van zonden, gemeenschap van heiligen). De toekomst wordt vermeld (leven van het komend rijk).
Deze opbouw rond Vader, Zoon en Geest wil niet noodzakelijk zeggen dat, na het tijdperk van de Vader en de Zoon, nu het tijdperk van de Geest is aangebroken. Ooit hebben sommigen het wel anders opgevat: het tijdperk van Jezus zou dan nu voorbij zijn. God is echter nog steeds bezig als Schepper, Jezus is nog steeds vandaag te ontmoeten in zijn Kerk. Vader, Zoon en Geest blijven ook nu aanwezig.
Dat het stuk over Jezus Christus zo sterk is uitgewerkt hoeft niet te verbazen. Hij staat immers in het midden van de geschiedenis, alles wordt in verhouding met Hem geplaatst. Niemand weet wie God is, tenzij Jezus Christus die ons God heeft doen kennen (Joh. 1, 1-19).
7. Het belang van de geloofsbelijdenis
Als wij als christenen zeggen dat wij in God geloven gaat het niet over een vaag aanvoelen over wie onze God is. Het is Gods eigen initiatief zich te laten kennen doorheen de geschiedenis. Dit noemen wij de Openbaring. Een weerslag daarvan vinden wij reeds in het Oude Testament. Uiteindelijk is het Jezus die ons de Vader doen kennen en ons zijn Geest zendt. Het verhaal hiervan vinden wij in het Nieuwe Testament. De geloofsbelijdenis tracht de voornaamste punten van de Openbaring op een rijtje te zetten.
Wie zich aansluit bij de christelijke gemeenschap wordt dan ook uitgenodigd om de geloofsbelijdenis te overwegen. Zo schrijft Paulus heel duidelijk in zijn eerste brief aan de Korinthiërs (hoofdstuk 15).
Reeds van bij de opname in de kerk door de doop is daarom de geloofsbelijdenis een essentieel onderdeel van het ritueel. Het uitspreken van de geloofsbelijdenis doet aansluiten bij een geloofsgemeenschap. Door te zeggen ‘ik geloof’ neemt men een heel persoonlijke beslissing en sluit men zich aan bij het geloof van de gemeenschap.
Het uitspreken van de geloofsbelijdenis in de doop gaat gepaard met het uitspreken van de drie doopbeloften.
- Belooft gij u te alle tijde te verzetten tegen kwaad en onrecht,
om in vrijheid te leven als volk van God?
- Belooft gij u te verzetten tegen de bekoring van zonde en onrecht
zodat het kwaad zich geen meester maakt van u?
- Belooft gij de Heer uw God te dienen
en naar het voorbeeld van Christus uw naaste te beminnen?
Deze doopbeloften worden elk jaar op het belangrijkste feest voor de christenen, Pasen, hernieuwd. Daarop volgt dan het uitspreken van de geloofsbelijdenis.
Ook bij het toedienen van het vormsel hoort een hernieuwing van de doopbeloften en het samen uitspreken van de geloofsbelijdenis.
Hoe belangrijk de geloofsbelijdenis ook is, toch is christen zijn veel meer dan het uitspreken ervan. Het christelijk geloof is geen kennis voor ingewijden (gnosis), geen theorie of wereldbeschouwing, niet een geheel van ideeën en religieuze inzichten, niet allereerst een leer of systeem, maar op de eerste plaats 'kerugma', verkondiging. Het is een 'gevaarlijke herinnering' aan wat Jezus heeft gezegd en gedaan.
Het grote verhaal waarin God zich heeft doen kennen, dat verhaal dat de Kerk altijd weer dankbaar gedenkt en in haar liturgie viert, is nog niet af. Gods geschiedenis met de mensen is nog niet ten einde. Wij zijn nog onderweg. Ook nu openbaart God zich als diegene die wegroept en bevrijdt. De Kerk is daarom 'sacramentum mundi' (sacrament voor de wereld), daadwerkelijk teken van heil voor de wereld. Ze brengt het verhaal ook in praktijk.
Geloven bestaat in het vertellen, vieren, beleven van wat Jezus gezegd en gedaan heeft en het effect daarvan op de gelovige.
8. Enkele zinnen van de geloofsbelijdenis nader bekeken
“Ik geloof in God, de almachtige Vader”
almachtig: Het woord almachtig doet gemakkelijk denken aan een soort supermacht, een macht die je kan aanroepen -‘God met ons’ - om de aardse vijanden te verslaan. Maar we spreken niet over supermacht als wij het over almacht hebben. Je zou het kunnen vergelijken met de spreuk: ‘de pen is machtiger dan het zwaard’. Het gaat dan over een andere dimensie van de werkelijkheid, een diepere dimensie dan aan de oppervlakte te zien is. God is almachtig, niet omdat Hij overal tussen komt, maar wel omdat Hij uiteindelijk over alles en allen zal oordelen, omdat zijn liefde alles tot voltooiing zal brengen.
Vader: In het Oude Testament reeds wordt God elf maal ‘Vader genoemd’. Maar ook moederlijke beelden zijn reeds van God te vinden in het Oude Testament.
Ooit is er door professor A. Vergote een vergelijkend onderzoek verricht over wat men beschouwt als moederlijke en wat als vaderlijke eigenschappen en kwaliteiten. Als men dan met deze resultaten keek naar de eigenschappen en kwaliteiten van onze God vond men een mooi evenwicht tussen beide. God is dus zowel Vader als Moeder te noemen.
“Schepper van hemel en aarde”
Schepper: Onze God staat aan het begin van alles, maar is ook nu volop aan het werk. In de Naardense bijbel wordt de eerste zin van het boek Genesis vertaald als “Van in het begin is God de Schepper van hemel en aarde”. God als Schepper staat niet alleen aan de oorsprong, Hij is de altijd aanwezige, de altijd creatieve kracht die in de schepping aan het werk is. Wat wij, mensen, nieuw creëren is dan ook te zien als God die in en door ons scheppend bezig is. Alles wat bestaat is uiteindelijk verbonden met onze God.
“en in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer”
Jezus: eigenlijk is Jezus via het Latijn en het Grieks een Hebreeuwse woord dat “God redt” betekent.
Christus: ook dit is de Latijnse versie van het Griekse woord dat betekent: ‘gezalfd’. In het Oude Testmanent worden koningen, priesters en profeten gezalfd. Jezus als Gezalfde van God is dus Koning, Priester en Profeet.
Enige Zoon: Volgens een aantal theologen betekent ‘enige’ op de eerste plaats ‘unieke’.
Heer: Bij het voorlezen in de synagoge zegt men altijd ‘de Heer’ gezegd als men God wil vernoemen. “Jezus is de Heer” verwijst dan ook naar zijn goddelijke natuur. Maar er zijn ook machtige heren die men zo aanspreekt.
“die ontvangen is van de Heilige Geest en geboren uit de maagd Maria”
Belangrijk is te beseffen dat men van oudsher, steunend op de Schrift, dit als leerstelling naar voor heeft geschoven.
'ontvangen van de Heilige Geest' is een punt dat tegenwoordig moeilijker ligt. Het betekent dat het initiatief van Gods Menswording bij God zelf ligt, en dat Hij zich zo volledig geëngageerd heeft (en niet bv. iemand adopteert) dat Jezus het beeld is van God én van God is uitgegaan.
“die geleden heeft onder Pontius Pilatus, gekruisigd is, gestorven en begraven “
Van Jezus leven wordt er niets verteld dan het einde, maar heel zijn leven stond in dit perspectief, en het einde wordt slechts verstaanbaar vanuit zijn leven.
“die neergedaald is ter helle’
Dit zinnetje is eerder laat toegevoegd aan de geloofsbelijdenis. Een bron hiervoor vinden we in de eerste brief van Petrus 3, 18-22. Ook in de ‘onderwereld’ is Jezus aanwezig (geweest).
“de heilige, katholieke Kerk”
Kerk is afgeleid van het Griekse ‘Kurios’ dat Heer betekent. Kerk doelt dan op het volk dat de Heer toebehoort. Het Latijnse ‘ecclesia’ komt van het Griekse ‘ek-kalein’ wat betekent ‘uitverkoren’.
heilig: men zegt van de Kerk dat zij heilig als Lichaam van Christus.
katholiek: in het Grieks betekent dit ‘over heel de aarde’. Het christendom is niet voorbehouden aan één volk, één natie maar is ‘universeel’ bestemd voor allen.
“de gemeenschap van de heiligen”
Dit slaat zowel op het heden (heiligen als diegenen die geloven) als het verleden (diegenen die ons gelovig zijn voorgegaan en bij God zijn), als op de toekomst (waar wij ooit zullen samenzijn).
“de vergeving van de zonden”
In het sacrament van het doopsel worden mensen ‘nieuw’ geboren als kind van God. Daarmee wordt het voorbije leven afgesloten, ook al het kwaad inbegrepen. Dit is een eerste betekenis van dit artikel.
Maar er kan ook verder in gelezen worden dat vergiffenis sterker is dan kwaad. Als christenen geloven we niet in de spiraal van het kwaad, waar wraak het enige antwoord is.
“de verrijzenis van het lichaam”
Een mens is wie zij of hij is, ook in zijn lichamelijkheid. Dat een mens verrijs met zijn lichaam heeft als logisch gevolg dat ook tijdens het leven de lichamelijkheid van ieder mens dient gerespecteerd te worden.
“het eeuwige leven”
Zoals God als Schepper aan het begin staat van het leven, zo staat Hij ook aan het einde. De verrijzenis van Jezus houdt de belofte in van de verrijzenis van ieder mens.