Exsultet is het eerste woord van het praeconium paschale, de ‘paasverkondiging’, 'paasjubelzang’ ofwel de ‘lofzang op de paaskaars’. Deze plechtige lofzang is eigen aan de paaswake en wordt volgens eeuwenoud gebruik, in principe door een diaken gezongen vanaf de ambo. Wanneer, bij het begin van de paaswake de paaskaars is ontstoken en in processie werd binnengedragen, wordt ze vervolgens op een kandelaar geplaatst en bewierookt. Wat dan volgt is de sobere maar beklijvende paasjubelzang die de rijke betekenis van de paasnacht in herinnering brengt en uitloopt op een gezongen gebed over de paaskaars, qua vorm vergelijkbaar met het eucharistisch gebed.
'Laat juichen heel het hemelkoor van engelen,
... laat de trompetten klinken in het rond.'
'In deze nacht
trekt Israël uit Egypte
en gaat droogvoets door de Rode Zee.
In deze nacht
wijst een stralend licht de weg,
het licht dat alle duisternis verdrijft.
In deze nacht
heeft Jezus Christus de ketenen van de dood verbroken
en is Hij als overwinnaar uit de dood opgestaan.'
'Laat dit licht onverminderd schijnen,
morgen en alle dagen
in alles wat wij doen, in heel ons leven.'
In afwezigheid van een (zingende) diaken kan het Exsultet ook door een priester of een cantor worden gezongen.
De tekst en de partituur van de ‘lofzang op de paaskaars’ is in verschillende varianten terug te vinden in het altaarmissaal. Als hulp bij het aanleren bieden wij hier een opname aan van de meest courante variant: Altaarmissaal, Lofzang III, pp. 160-165. Het refrein komt twee maal terug als volkszang, en is ook te vinden in Zingt Jubilate, nr. 434.
Lofzang op de paaskaars III
- Deel 1
- Deel 2
Andere hulpmiddelen voor een gezongen eucharistie vind je
hier.