Jezus moet een doopsel ondergaan. Het is een ander doopsel dan dat van Johannes de Doper. Tussen tegenkanting en aanbidding rechtop jezelf blijven.
In jeugdbewegingen, in studentenclubs maar ook in andere verenigingen bestaat het gebruik van de doop. Het gaat om een initiatieritueel, een inwijding. Soms loopt het uit de hand, maar meestal niet.
Jezus zegt dat Hij een doopsel moet ondergaan. Gaat Hij tot een club toetreden? Hij is immers al door Johannes gedoopt...
Jezus bedoelt inderdaad een ander doopsel dan dat van Johannes de Doper. Hij staat tussen mensen die hem aanbidden, alles geloven, alles voor hem zouden doen én mensen die hem tegenwerken, belagen en zelfs zijn dood organiseren. Het eerste vindt Jezus overdreven en door de tweede mensen vindt Jezus zich onbegrepen.
In die spreidstand zegt Jezus dat Hij een doopsel moet ondergaan. Dopen is kopje onder gaan, ondergedompeld worden, even helemaal ondergaan om weer omhoog te schieten en rechtop te staan. Dat is een krachtdadig doopsel.
Jezus gaat onder in de gemakkelijke volgzaamheid van sommige mensen die toch vertrekken als het moeilijk wordt en de vooroordelen van anderen die hem geen kans geven en niet echt luisteren. Dan staat Hij op: “Vuur ben Ik komen brengen,” zegt Jezus. Dat is het vuur van het doopsel; dat is Jezus’ zelfbewustzijn.
Het doopsel dat Jezus ondergaat is niet een inwijding in een vereniging. Hij herbront om beter te weten wat moet gebeuren. Laten wij ook herbronnen, onder gaan en weer oprijzen.