Wie met de trein in Brussel het Zuidstation binnenrijdt, ziet al die tientallen sporen naast elkaar liggen. Zoveel sporen, zoveel richtingen! Het kan beeld zijn van wie we zelf zijn, zoveel mensen, elk met ons eigen verhaal, onze eigen keuzes, het spoor dat we getrokken hebben of waar we nog aan werken. En af en toe dient zich op dat levensspoor een plotse wissel aan, als een nieuwe mogelijkheid die een wending aan je leven kan geven. Over het zoeken en vinden van sporen die je leven kunnen bepalen, gaat het in de lezingen van de tweede zondag door het jaar (1Samuël 3,3b-10.19 ; Johannes 1, 35-42).
Samuël
We maken er kennis met de jonge Samuël, die zal uitgroeien tot een groot Godsprofeet voor zijn volk. Een mooi verhaal over roepen en niet dadelijk verstaan. Tot drie keer toe roept een stem Samuël uit zijn slaap. Het is niet direct duidelijk wat er aan de hand is. Gelukkig is zijn leermeester Eli ervaren en vooral gelovig genoeg om te vermoeden dat het om iets bijzonders gaat. Hij helpt Samuël om luisterbereid te zijn voor wat zich aandient in zijn leven. “Spreek, Heer, uw dienaar luistert.” In die sfeer gaat er voor Samuël iets dagen. Een nieuw spoor wordt zichtbaar. Voortaan zal Samuël zijn leven in Gods dienst uitbouwen. Wat dit verhaal ook zo bijzonder maakt, is hoe mensen elkaar kunnen helpen om dat spoor te vinden. Eli was het die Samuël hielp om luisterbereid te zijn.
Kom en zie
Dat lezen we ook in het evangelie over de eerste leerlingen van Jezus. Het begint bij Johannes de Doper die twee van zijn leerlingen op het spoor van Jezus zet: “Zie, het Lam Gods.” Eenmaal op het spoor van Jezus gezet, laat deze hen niet los: “Wat verlangen jullie?” Dat betekent zoveel als: waar zijn jullie naar op zoek? Ja, wat zouden wij antwoorden op die vraag? Wat is ons verlangen? Blijft dat verlangen aan de oppervlakte hangen, is het enkel de vervulling van genoegens en behoeften? Of reikt dat verlangen verder en dieper? Zoals bij die leerlingen. Het antwoord dat ze geven is een tegenvraag: “Meester, waar houdt gij u op?” Dat is meer dan: wat is uw adres? Maar wel: wie ben je, waar sta je voor? Ze vermoeden dat Jezus hun het meer kan bieden waarnaar zij op zoek zijn. “Kom en zie,” luidt het antwoord van Jezus. Met andere woorden: kijk wat ik doe, waarmee ik bezig ben. Waarmee Jezus bezig is, zullen zij mettertijd beter en dieper leren zien. Het is mensen nabij zijn, hun vragen verstaan, hun verlangen naar erkenning en waardering. Dat vinden zij zo boeiend, dat het de start betekent van een hele Jezusbeweging die voortgaat tot op onze dagen.
Wegwijzers
Op dat spoor kunnen ook wij ons invoegen, ook al vragen we ons soms wel eens af waarom en waartoe wij Jezus nodig zouden hebben? Andere mensen kunnen ons daarbij helpen om dat beter te leren zien. Mensen die ons ten diepste raken, met een woord, met hun levensvoorbeeld. Mensen als wegwijzers, zoals Johannes dat was voor zijn leerlingen. Wie zijn voor ons die mensen? Het kunnen onze ouders geweest zijn, of inspirerende mensen die we ontmoet hebben op onze levensweg. Zij helpen ons de ogen te openen voor wie we zijn en wat we kunnen. Zij tonen ons een spoor dat de moeite waard is om te volgen. Gezegend de mensen die ons daarop voorgaan. Gezegend als wij hierin het antwoord op onze diepste verlangens vinden.
In de week tussen Kerstmis en Driekoningen gingen heel wat gezinnen op kerststallenzoektocht. Je zag kleinen wijzen naar de figuren in de stal en vragen stellen: wie zijn dat, wat doen die daar? Ouders moesten zoeken naar antwoorden die het sprookje overstijgen. Sporen aanreiken waar hun kinderen misschien later over kunnen lopen. Een vorm van catechese. Eenvoudig en recht naar de kern. Zo was die voorbije rare kersttijd toch ook een gezegende tijd.
(jh)