De liturgie heeft de kersttijd afgesloten. We staan weer met onze voeten in de ‘gewone tijd’. We kijken niet langer naar het kerstkind dat onze zorg vraagt maar we gaan op weg met die rabbi die niet is als alle andere. Met hem mogen we meegaan in zijn talrijke ontmoetingen, luisterend en kijkend naar bevrijdende woorden en gebaren. Deze zondag leren we veel uit Oud en Nieuw Testament. Misschien gaat het er wel om zelf die stap te zetten van oud naar nieuw.
Jong en oud.
De eerste lezing vertelt ons het verhaal van de jonge Samuël en zijn leermeester Eli. Het verhaal situeert zich in de tijd van de rechters en de vroege profeten. We zijn dan rond 1000 voor Christus.
Samuël leefde in het heiligdom van Silo en stond ten dienste van de profeet-priester Eli. Eli werd al ouder en ‘hij zag minder scherp’. Het verhaal zegt ook nog dat het nacht is en de lamp al bijna uitgedoofd was. Beelden die ons zeggen: het gaat niet goed, met de profeet, met het godsvertrouwen van het volk Israël. De profeet Eli heeft er moeite mee om de weg van God te gaan en te doen naleven. Zijn zonen, die hem in het heiligdom moeten opvolgen, zijn corrupt. Van het offervlees kiezen ze steeds de beste stukken voor zich, ook als dit voor God bestemd is. Ze oefenen een ware terreur uit onder hun volksgenoten. Zo zorgde hun gedrag ervoor dat JHWH de naam kreeg even hebzuchtig te zijn als de Kanaänitische goden.
Luister
Enkel de jonge Samuel lijkt alert. Als hij midden in de nacht zijn naam hoort, reageert hij onmiddellijk en rent naar Eli. ‘U heeft mij geroepen? Hier ben ik!’ Eenvoudig, gedienstig, zoals het waarschijnlijk dagdagelijks gebeurde. Maar Eli heeft de jongen niet geroepen. Driemaal gaat Samuel zo tot bij Eli en driemaal stuurt Eli hem terug. Dan pas begrijpt (aanvaardt?) Eli dat God zelf de jongen roept. Hij leert Samuel wat hem te doen staat. ‘Als je nog eens geroepen wordt, antwoord dan: ‘Spreek, Heer, uw dienaar luistert.’ En zo hoort Samuel voor het eerst wat God van hem wil. Hij moet Eli melden dat God zijn familie niet langer steunt omwille van het gedrag van zijn zonen. ‘Hij wist dat ze God minachtten maar heeft hen niet terechtgewezen.’ Samuel zag er tegen op om Eli te vertellen wat hij gehoord had. Maar Eli moedigt hem aan om te spreken, om niets achter te houden…
Een eenvoudig verhaal maar met zoveel hints naar de manier waarop God met ons omgaat. Het voelt alsof de oude Eli niet meer in staat is om zijn trouw aan God volop te beleven. Hij heeft de jonge Samuel nodig om de werkelijkheid in te schatten en zich over te geven: ‘Laat JHWH doen wat hij het beste vindt.’
Maar ook de jonge Samuel heeft de ervaring van de oude Eli nodig om te begrijpen wat er gebeurt. ‘Nee, Samuel, ik heb je niks te zeggen maar God wil jou spreken.’ Samuel wordt uit zijn slaap geroepen: daar zat hij niet op te wachten! Maar hij is wel bereid, hij is klaar om te doen wat moet. Hij wil Eli en God ten dienste zijn. Hij vindt het wel heel moeilijk om slecht nieuws te moeten brengen aan iemand die hij graag ziet. Zo ervaart hij vanaf zijn eerste zending dat het niet altijd ‘leuk’ is om God te dienen. Samuel zal uitgroeien tot een belangrijk profeet.
Wat ‘leren’ we uit dit verhaal?
Mensen hebben elkaar nodig om God bezig te zien. Zelf kan je pas achteraf zeggen: ja, hier heeft God iets mee te maken gehad. En meestal moet iemand anders je erop wijzen. Maar elk ‘woord van God’ vertrekt vanuit je eigen realiteit. Samuel leefde in de tempel. Hij kende de zonen van Eli en wist dat het niet goed ging. Hij voelde zich geroepen om er iets aan te doen. Was het zijn eigen verlangen? Was het Gods stem? En waarom niet beiden die elkaar ontmoeten? Daarom is het zo belangrijk om te luisteren, naar de verlangens die diep in ons leven, naar de mensen rondom ons…
God wil samen met mensen zijn droom van een liefdevolle samenleving waarmaken. Hij wil zich kenbaar maken. Zo dicht bij kerstmis weten we dat dit Jezus’ opdracht was. In Jezus is dit zo overduidelijk. Het verhaal van Samuel leert ons ook dat God tijd heeft. Hij zal zich wel herhalen totdat wij hem snappen. God forceert niets.
En nog iets: het is van alle tijden dat ‘priesters’ (lees: kerkwerkers, gelovigen) weggroeien uit hun idealisme en hun levende band met God. Sommigen zijn zoals Eli moe en moedeloos. Anderen, zoals de zonen, uit op hun eigen belang. Ze worden een anti-getuigenis van Gods universele liefde. Maar zelfs dat houdt God niet tegen.
Wat verlangen jullie?
Het evangelie herneemt heel wat elementen uit dit thema. Ook hier luisteren we naar een roepingsverhaal, ook hier herkennen we diepe verlangens die mensen op weg zetten en zien we mensen die elkaar op sleeptouw nemen.
We zijn in het allereerste begin van Jezus’ prediking. Johannes de Doper toont Jezus aan twee van zijn eigen leerlingen, gewoon in het voorbijgaan. Hij noemt hem ‘het Lam Gods’. Een sterk geladen term voor joodse gelovigen die vergeving zoeken. De evangelist gebruikt deze woorden ook op het einde van zijn evangelie: het Lam Gods dat de zonden wegdraagt, zoals de zondebok die de woestijn werd ingestuurd. Een lam, vergeving, het zijn tekenen van een nieuw begin. Het arameese woord kan echter ook ‘dienaar’ betekenen. Die enkele woorden hebben bij de twee leerlingen hun verlangen opgewekt. Ze willen die man beter leren kennen. En Jezus vraagt naar dat verlangen: ‘Wat verlangen jullie?’ ‘Meester, waar verblijft u?’ En dan een kort en krachtig antwoord: ‘Kom en zie’. En die dag bleven ze bij hem. Het is een eerste ontmoeting waar het precies direct klikt. Jezus roept hen niet, hij nodigt hen uit. ‘Jullie willen me leren kennen? Ok, kom maar mee.’ Zo eenvoudig. Eén van de twee die ingaat op de uitnodiging is Andreas. De andere heeft geen naam. Het kan elk van ons zijn.
Kom en zie!
Vaak denk ik bij deze passage aan kinderen, jongeren, volwassenen van vandaag die nieuwsgierig zijn naar die Jezus. Ze willen weten wat er zo speciaal is aan hem dat christenen zich zijn vrienden noemen. Inspireert hij werkelijk hun (ons) leven? Mensen verlangen naar spiritualiteit in onze dagen en stellen vragen over engagement, geloof, Godsverbondenheid. Wat als we ook eens gewoon zouden zeggen: ‘Kom en zie’? Valt er iets te zien in onze gemeenschappen? Zeker nu we al maanden worstelen met allerlei maatregelen tegen corona en beperkt zijn in ons samenkomen en samenvieren… Zijn we eigenlijk ook op straat, op school, in het werkmilieu te zien als christenen of kan je enkel een glimp van Jezus opvangen in onze kerken? Een vraag die ik graag samen met jullie oplos!
Het stopt daar niet. Andreas heeft zijn conclusie snel getrokken. Vanuit het getuigenis van Johannes de Doper en vanuit wat hij zelf gezien en gehoord heeft weet hij: Jezus is de messias die we al zolang verwachten. Een man, door God uitverkoren en gezalfd voor een taak van bevrijding. En hij brengt zijn broer, Simon Petrus, bij Jezus. Mensen brengen elkaar bij God. En ieder moet met zijn eigen voeten een stap zetten, met zijn eigen oren luisteren en zelf (in)zien. (pastor Tite)